AGSTERIBBE Frank (1968)

Frank Agsteribbe werd geboren te Gent in 1968. Aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen studeerde hij vanaf 1986 orgel bij Stanislas Deriemaeker en Joris Verdin, en klavecimbel bij Jos Van Immerseel. Daarnaast vervolmaakte hij zich bij Gustav Leonhardt, Davitt Moroney en Luigi Ferdinando Tagliavini.

Naast zijn intense activiteit binnen de oude muziek als continuospeler interesseert hij zich ook voor hedendaagse muziekliteratuur: hij studeerde bij Herman Sabbe (musicologie, Gent) en aan het Conservatorium van Antwerpen volgde hij bij Boudewijn Buckinx de lessen muziekgeschiedenis over de negentiende en twintigste eeuw, die niet enkel op een historische, maar ook op een sociologische en filosofische wijze benaderd werden. Op aanraden van Buckinx volgt hij tussen 1990 en 1994 compositielessen bij de Amerikaan Frederic Rzewski in Luik. Het is in deze periode dat Agsteribbe resoluut kiest voor een postmoderne schrijfwijze. Vele werken zijn geschreven in opdracht van o.m. Broederlijk Delen, Radio 3, Muziektheater Transparant, Koninklijk Jeugdtheater en het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Hij werd meer actief als dirigent sinds 1994 en dirigeerde zowel barokke cantates als 20ste eeuws repertoire en eigen werk. Agsteribbe studeerde orkestdirectie bij David Angus vanaf 2003 en kreeg een ‘Dartington International Summer School Scholarship’ om deel te nemen aan de masterclass orkestdirectie met Diego Masson in augustus 2004. Als klavecinist/organist treedt hij veelvuldig op met verschillende orkesten en kamermuziekensembles zoals Duo Mosaic, The Wondrous Machine, The Great Charm, Il Fondamento, Huelgas Ensemble, Anima Eterna en La Petite Bande. Hij concerteert in verschillende Europese landen en verleent geregeld zijn medewerking aan radio- en CD-opnames.

Sinds 1989 is Frank Agsteribbe verbonden aan het Conservatorium van Antwerpen waar hij analyse, AML-theorie en kamermuziek doceert. Daarnaast werkt hij als stafmedewerker aan het Orpheus Instituut, alsook als free-lance programmamaker, recensent en opnameleider. Hij is bestuurslid van de Vereniging voor Muziektheorie in Amsterdam sinds de oprichting ervan in 1999, en was van 1999 tot 2003 redacteur van het Tijdschrift voor Muziektheorie, eveneens in Amsterdam. In juni 2002 was hij als deelnemer geselecteerd aan het Mannes Institute for Advanced Studies in Music Theory in New York, en in 2003 en 2004 was hij als artistiek stafmedewerker verantwoordelijk voor de International Orpheus Academy for Music Theory in Gent.

 

Werkbespreking

De invloed van Buckinx is duidelijk te merken in de allereerste werken van Agsteribbe (Another short story for Michiel voor fluit en piano (1990)). Typerend is hier het gebruik van de zogenaamde Buckinx-cadenzen, slotformules die net even anders eindigen dan je zou verwachten. Het is juist deze onvoorspelbaarheid, gecombineerd met het toegankelijke, het welluidende, dat Agsteribbe in de stijl van Buckinx treft. Voor Agsteribbe moet er nog altijd een aspect van het onverwachte, van het onbehaaglijke aanwezig zijn. Dit zien we bijvoorbeeld in Bossuniana voor orgel (1990), waar onverwachte bijgeluiden optreden. Deze bijgeluiden, die men aanvankelijk als een fout van de uitvoerder beschouwt, vormen de essentie van de compositie. Vanaf de Pianosonate I (1990) begint hij zich van Buckinx’ schrijfwijze los te maken. Het generatieverschil tussen Buckinx en Agsteribbe speelt een niet onbelangrijke rol. Buckinx (°1945) schreef vanaf ca. 1960 modernistische avantgardewerken die nauw bij de actualiteit betrokken waren en is in de jaren zeventig naar het postmodernisme geëvolueerd. Agsteribbe is echter opgegroeid in dit postmodernisme en het modernisme is voor hem evenzeer verleden als de renaissance of de barok.

Een andere invloed komt van Cage, waarvan hij de « indeterminatie » overneemt. Dit komt o.a. voor in De hand van Guido (1995), een compositie voor sopraan, viool, cello, contrabas, piano en twee recitanten, die Agsteribbe samen met Buckinx schreef. Beide componisten schreven muziek die tegelijkertijd in dezelfde ruimte uitgevoerd moest worden, op verschillende podia. Ondertussen worden door de recitanten teksten van Guido Gezelle gedeclameerd. Het publiek wandelt van het ene podium naar het andere en kiest op die manier zelf waarnaar het luistert. Ook in Het Optreden (1991) voor klarinettenkwartet zit indeterminatie verweven. De 24 stukjes, waarvan de volgorde vrij werd gelaten, werden met behulp van het Chinese orakelboek I Ching geschreven, hetzelfde orakelboek dat John Cage gebruikte voor Music of Changes (1951) en andere composities vanaf het Concerto for Prepared Piano and Chamber Orchestra (1950).

De frappante eenvoud in zijn werken en zijn anti-establishment-houding als componist, musicus en als leraar tonen een zekere invloed van Satie. Dit spreekt ook uit zijn titels (5 dernières chances pour éviter le modernisme (1991)). De Three Songs voor sopraan, fluit en gitaar (1993) hebben als ondertitel: « Very serious ! But with Erik Satie, trying to fulfil the role of entertainer ». De liederen zijn getoonzet op Indiase gedichten en worden afgewisseld met interludia. Op een bepaald moment breekt het stuk af: de gitarist moet een snaar bijstemmen, de zangstem en de fluit stoppen plots en zuchten van verveling.

Niet enkel als uitvoerder toont Agsteribbe zijn belangstelling voor oude muziek, ook in zijn composities komt dit regelmatig terug: Tallis-variaties, Haydn-variaties, een Partita voor vioolsolo vol Bach-verwijzingen, en Susanna, achtereenvolgens bewerkt voor orgel, blokfluit en klavecimbel. In Susanna I (het opgelegd werk voor de wedstrijd van het Gemeentekrediet in 1994) neemt Agsteribbe het harmonisch verloop van Lassus’ chanson als leidraad voor de orgelcompositie. Het regelmatige ritmische verloop, dat aangepast is aan de tekst en dat ook bij Lassus voorkomt, wordt aangevuld met « vreemde elementen » zoals staccato-noten, triolenmotieven en trillerfiguren. Het werk eindigt met een dubbelzinnige majeur-mineur samenklank.

Een andere compositie die refereert aan het verleden is d’Amour piqué d’une mouche à miel voor sopraan, contratenor, cello en clavecimbel (1995). Het geheel van dans en muziek doet denken aan de Franse barokopera. Stilistisch vraagt de muziek om de typische Franse barok-uitvoeringspraktijk, zoals o.m. in de zangpartijen naar voren komt. De instrumentale delen kan men beschouwen als een actuele herdenking van renaissance- en barokdansen. In latere composities blijft Agsteribbes verbondenheid met oude muziek een belangrijke factor, zoals in de 5 Motetten (2002) waarin hij gebruik maakt van gregoriaanse melodieën als Victimae paschali laudes en in Partita per violoncello piccolo solo (2002), formeel opgebouwd als een barokke danssuite met een prelude, allemande, courante, sarabande, gavotte en gigue. Agsteribbe slaagt er hier in een 20ste eeuwse muzikale taal te combineren met een bepaald gehalte aan barokke gestiek, zoals blijkt uit enkele motorische “Fortspinnung”-passages en het karakteristieke gebruik van dubbel- en trippelgrepen als climaxeffect. In de specifieke dansen houdt Agsteribbe zich niet aan de metrische en stilistische conventies van de barokke vormen, maar behoudt hij telkens wel de algemene sfeer die met deze dansen gepaard gaat. Erst um die sechste Stunde voor stem, altviool en harp (1992), toont de kleine mens en zijn zinloze verzet tegen de wereld. De titel is overgenomen uit In de strafkolonie van Franz Kafka. Nergens is er sprake van een echte communicatie tussen de instrumenten en de stem zwijgt en spreekt meer dan ze zingt.

De cantate In de schoot van de honger (1993) is geschreven in opdracht van Broederlijk Delen. Het geheel bestaat uit zeven grote delen die getoonzet zijn op drie teksten van Herman Verbeeck, twee fragmenten uit een werktekst van Roos Maes en een Indisch en een Braziliaans gedicht. Deze zeven delen zijn met elkaar verbonden door tussenstukjes, commentaren op o.m. de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die gecomponeerd zijn door Guido Philippeth.

In 2006 componeerde Agsteribbe zijn Piamozartet voor pianokwartet. In deze compositie vertrekt de componist van twee onafgewerkte fragmenten van Mozart, een fuga en een rondo. Met de keuze voor historische instrumenten geeft Agsteribbe een nieuwe dimensie aan het 20ste eeuwse pianokwartet, maar tegelijk ook aan de mogelijkheden en verworvenheden van de historische uitvoeringspraktijk en het onderzoek dat daarmee verbonden is. De aspecten van Mozart die Agsteribbe in zijn compositie wil verwerken zijn de frivole en originele behandeling van het muzikale materiaal enerzijds, en de combinatie van ernst en lichtheid die zo typerend is voor Mozarts muziek.

 

Werklijst

Orkest: Sieben Uhr vorbei voor strijkorkest (1990); Mars voor harmonie-orkest (1995); Nachtmusik (2002); Elegiae voor groot orkest (2003).

Ensemble: Wiegelied voor Wouter en Hannes (1987); Another short story for Michiel (1990); Basium X (2000); Saudade voor solo gamba, tenorblokfluit, basklarinet en klavecimbel (2006); Ceiling Music (2013); Happy Dreams voor fluit en piano (2013); Irish song voor fagot en piano(2013).

Vocaal-instrumentaal: Drie zegenwensen van vader voor mezzosopraan, fluit en klarinet (1989); With love from Greece voor bas, mannenkoor, slagwerk en piano (1991); De Schalmei (1993); Cantate Domino (1995); De hand van Guido (collectieve compositie met B. Buckinx ) (1995); ACV-mis (1996); Tenebrae. 3 Responsoria (1996); Pervigilium Veneris voor 8 bewegende mannenstemmen, tam-tam, buisklokken, viool, 2 celli, (2001); Domine ne in furore tuo arguas me voor gemengd koor, harp, 2 altviolen, 2 celli, contrabas en celesta (2002); Månskenet strömmar stilla voor twee sopranen; cello en piano (2005); Io vo piangendo voor twee sopranen, mezzo, alt, traverso, oboe d’amore, barokviool, gamba, cello, en orgel (2008); Stabat Mater voor sopraan, gemengd koor, orgel en strijkers (2009); Lied des Fuchses voor tenor, viool en pianoforte (2012); Ernste Gesänge voor tenor en pianoforte (2014).

Koor: Adieu Beauté (1991); Et nova sunt semper (1998); Moeke moe nie ween nie voor kinderkoor (2002); Crucifixus voor 8 gemengde stemmen, 2 tenorblokfluiten ad libitum (2002); 5 Motetten voor gemengd koor (2003); Ô Glória de mandar voor mannenkoor (2004); Alma minha gentil voor vrouwenkoor (2004); Tanto son dolci voor vierstemmig mannenkoor (2007).

Kamermuziek: Haydn-variaties (1991); Het Optreden (1991); Durezze e Ligature voor strijkkwartet (1998); 2 Interludes voor altfluit, basfluit, fagot en marimba (2001); Ode IV voor hoorn (2002); Partita per violoncello solo voor cello piccolo (2002); Till Eulenspiegels Höllische Streiche voor fluit, klarinet, fagot, hoorn, viool, altviool en cello (2004); Piamozartet voor pianokwartet (historische instrumenten) (2006)

Piano: Nocturne (1984); Bossuniana (1990); Ode III (1990); Pianosonate 1 (1990); Par-Court (1990); Les Desmoiselles de Fontainebleau (1992); Variatio Hieronymo (1993); 7 Nocturnes (met viool ad lib.) (1999)

Pianoforte: Variations on L’Homme Armé (2009); Bilquin/Doppelgänger (2013); Construction (2013); Distortion (2013); Dulong Chair (2013); For Paul Klee (2013); Four Seasons (2013); Josef Hoffmann (2013); La Cathédrale (2013); Laila-wa-laila (2011); Le penseur mol (2013); Nano Variations (2013); Parcours (2013); The Eye (2013); Van Tongerloo (2013); Visions fugitives (2013).

Solowerken: Suite hybride pour le Clavecin (2010) ; Aria (cello, 2013) ; dans l’air (dwarsfluit, 2013) ; Els (dwarsfluit, 2013) ; Sanseveria voor vrouwenstem (2013).

Orgel: Bossuniana (1990); Susanna I (1994); Nacht mit Bach (2003)

Cantate: In de schoot van de honger (1993)

 

Bibliografie

– Y. KNOCKAERT, Y., art. Frank Agsteribbe, in Nieuwe Muziek in Vlaanderen, uitg. dr. M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Brugge, 1998, pp. 146-148.
– Y. KNOCKAERT, Onervaren zonder boot. Vlaamse componisten (22): Frank Agsteribbe, in Kunst en Cultuur, 1994, pp. 22-23.
– Y. SENDEN, In de schoot van de honger, in Muziek en Woord, 1994, p. 53.
– Y. SENDEN, Frank Agsteribbe: een zijdelings portret met enkele bedenkingen bij het postmodernisme, in Vlaanderen, 1998, pp. 183-187.
– De Componisten NV, in Muziek & Woord, april 2005, p. 20.
– M. BEIRENS, Aan de slag met Mozart, in De Standaard, vrijdag 26 mei 2006.

 

Discografie

– Another short story for Michiel (Janna van Mechelen en Johan Bossers), Cassa Nova Records-CNR 950821
– Another short story for Michiel (Jan Raes en Koen Kessels), Phaedra-92009
– Towards the Sea (I Cherubini), met Drie dansen voor de Lange Wapper, CD-opname in eigen beheer door Koen Brouns en Jurgen De Bruyn
– Nachtmusik (Filharmonisch Jeugdorkest van Vlaanderen o.l.v. Johannes Leertouwer)

 

Uitgever

Lantro Music (Grimbergen)

 

©MATRIX
Teksten van Kristien Heirman en Klaas Coulembier
Laatste aanpassingen: 2006, werklijst 2014