DEFOORT Kris (1959)

Kris Defoort werd geboren in 1959 te Brugge. Hij groeide op in een muzikaal gezin en begon dan ook in 1978 met conservatoriumstudies aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen. Hij studeerde er oude muziek en blokfluit bij onder andere Koen Dieltiens, Balderick Deerenberg en Jos van Immerseel. In 1982 trok Defoort voor vijf jaar naar het Conservatoire Royal de Liège om er hedendaagse muziek en jazz te volgen bij Henri Pousseur, Frederic Rzewsky, Garret List, Dennis Luxion, Borah Bergman en Philippe Boesmans. Hier ontwikkelde hij zich tot een inventief jazzpianist en -componist. Tijdens deze Luikse studies won Kris Defoort het jazz-concours van de provincie Luik met zijn kwintet Diva Smiles. Met dit jazzensemble bracht hij in 1986 een gelijknamige debuutelpee uit. Na zijn vorming in Luik trok Kris Defoort in 1987 naar de bakermat van de jazz: New York. Daar studeerde hij verder aan de Long Island University Brooklyn bij onder andere Fred Hersh, David Berger, Paul Bley en Reggie Workman. Hij probeerde zich tevens in de New Yorkse jazzscene te mengen en nam een cd op met Vince Herring en Jack de Johnette. Hij werkte er ook samen met Ron Mc Lure, Barry Altschul, Adam Nussbaum, Mike Formanek en Tito Puente. Als hoogtepunt ging Defoort op wereldtournee met de Lionel Hampton Big Band.

Na drie jaren in Amerika kwam Kris Defoort terug naar België om zich als componist verder te ontwikkelen. Hij maakte tournees met het zelf opgerichte ensemble KD’s Basement Party, waarmee hij eigen werk kon uitvoeren. Hij kreeg in 1991 dan ook een prijs van de Fondation Spes voor zijn composities en arrangementen. In 1992 begon de samenwerking van Kris Defoort met het kunstencentrum De Werf in Brugge. Bij het label van dit centrum verschenen al meerdere cd’s, waaronder in datzelfde jaar het album Sketches of Belgium. In 1993 ging Defoort met een nieuw ensemble KD’s Decade, een improviserend trio rond actuele “standards”, van start. Defoort componeerde voor het eerst ook muziek bij een productie van het muziek Lod, namelijk De Aftelling, een muziektheaterstuk van Jan Vroman. In 1995 schreef Kris Defoort één van zijn belangrijkste werken: Variations on a love supreme. Voor deze opdracht van het kunstencentrum De Werf, werkte Defoort samen met Fabrizio Cassol.

In 1996 en 1997 volgden twee concerttournees, één met Lee Konitz en één met Mark Turner. In 1998 werd Kris Defoort componist in residentie bij het Muziek Lod. Defoort richtte nu het uitgebreide ensemble Dreamtime op, ook wel in het kader van de creatie van de muziektheatervoorstelling Passages, in een choreografie van Fatou Traoré. In 2000 ging Defoort van start met zijn operaproject rond de roman The woman who walked into doors van Roddy Doyle. Er volgde ook een tournee met Mark Turner en Dreamtime. De opera ging in november 2001 in première.

In 2002 schreef Kris Defoort Conversations with the past, een werk voor blazers, piano, harp, contrabas en percussie in opdracht van de Filharmonie. Eind 2003 creëerde hij zijn Stringquartet n° 1 samen met ConSerVations / ConVerSations, een project gebaseerd op renaissancemuziek. Samen met Claron Mc Fadden, Dreamtime en Quatuor Danel zocht Defoort ook hier weer naar een synthese tussen oud en nieuw, tussen klassiek en jazz. In 2004 kreeg Defoort de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Muziek. De jury waardeerde het werk van Kris Defoort “in het bijzonder om zijn hoge mate van professionaliteit en durf. […] Kris Defoort is voor de jazz en hedendaagse muziek in Vlaanderen zonder meer een topfiguur.”

Sedert 2005 werkt Defoort aan diverse projecten. Als ‘artist in residence’ in het Paleis voor Schone Kunsten’ (BOZAR) tijdens het seizoen 2006-2007 werd hij als musicus getoond in al zijn facetten: als pianist/improvisator en als componist. Zo creëerde Jan Michiels de pianocyclus Dedicatio, een compositie van Defoort. In opdracht van de Koningin Elizabethwedstrijd 2007 schrijft hij het opgelegde werk voor pianosolo. Verder schrijft Defoort de nieuwe opera House of the Sleeping Beauties, gebaseerd op het gelijknamige boek van Yasunari Kawabata. De regie ligt opnieuw in handen van Guy Cassiers. De opera is een productie van LOD en Toneelhuis (Antwerpen) in coproductie met onder andere De Munt/La Monnaie. De creatie is voorzien in mei 2009.

 

Werkbespreking

Kris Defoort werd als componist vooral gevormd in Luik. Daar kon hij zich bij grote namen uit de jazzwereld en uit de wereld van de hedendaagse muziek vervolmaken in de vrije improvisatie (Garret List) en de hedendaagse muziek in het algemeen (Pousseur, Boesmans, Rzewsky). Na deze studies profileerde Defoort zich in New York hoofdzakelijk als uitvoerend muzikant. Om zich meer op compositie te kunnen toeleggen keerde hij terug naar België. In de hieropvolgende periode van 1991 tot 1998 componeerde Kris Defoort pure jazzcomposities voor zijn verschillende ensembles. Kris Defoort werd als student aanvankelijk sterk geïnspireerd door de bebop, onder invloed van befaamde jazzmusici als Charlie Parker en Miles Davis. Onder impuls van Garret List raakte hij steeds meer vertrouwd met de vrije improvisatie, de freejazz. Defoort had toen al een volledige studie oude muziek achter de rug. Kris Defoort liet deze uiteenlopende invloeden binnensijpelen en zocht naar een muzikale taal die verschillende stromingen vermengde. Bij zijn composities gaat het dus niet om een collage van die diverse invloeden en genres. Defoort wil niet per se vernieuwend zijn, hij zet zich niet af, maar herontdekt in plaats van te ontdekken. Hij houdt bewust rekening met alle ervaringen en invloeden, en integreert die in een persoonlijke taal. Kris Defoort vertrekt heel intuïtief van een paar noten, een paar maten of een kleine cel vanwaar hij de compositie op- en uitbouwt.

Kris Defoort componeerde zoals gezegd in een eerste periode uitsluitend jazzwerken. Hij gaat daarbij uit van jazz in de breedste betekenis van het woord, namelijk jazz als improvisatie. Werken als Lucky you (1988) en Looking around (1989) bevatten erg veel vrije passages, met partituren waarin vaak enkel het akkoordisch schema genoteerd is. Ritmisch is Defoort vaak eigenzinnig. Er valt geen systeem te bespeuren waaraan traditionele jazzpatronen ten grondslag liggen. De jazzritmiek ziet hij meer als pulsaties, als flexibele natuurlijke ondergrond. Na deze twee vroege werken komt in 1992 het album Sketches of Belgium met muziek van Defoort uitgevoerd door zijn ensemble KD’s Basement Party. Kris Defoort heeft het bij deze muziek over “more than jazz” in plaats van “modern jazz”. We zien bij deze composities gelaagde klankconstructies waarbij de melodielijnen door en over elkaar schuiven. Het solospel is functioneel en altijd in de sfeer van het werk.

In 1995 volgt er voor de tweede maal een hommage aan een grootheid uit de jazzwereld. Na Miles Davis in Diva Smiles is het nu de beurt aan John Coltrane in Variations on a love supreme. Met het legendarische Love supreme van Coltrane als uitgangspunt, schreef Kris Defoort samen met Fabrizio Cassol een uitgebreide compositie waarbij het niet gaat om een arrangement, maar om eigenzinnige variaties op de thema’s van Coltrane. Ze verwerken de thema’s en muzikale cellen vanuit hun embryonale vorm, transformeren ze, nemen er kleine stukjes uit en kleuren deze anders in tot een scherp uitgetekende suite. Het werk balanceert opnieuw tussen uitgeschreven en geïmproviseerde passages. In dit verband wordt een versmelting nagestreefd van muzikanten die actief zijn binnen verschillende muzikale disciplines. Het werk is geschreven voor een elfkoppig ensemble, waarbij voor het eerst bij Defoort enkele niet met jazz geconnoteerde instrumenten hun opwachting maken. Naast een koper- en ritmesectie vinden we twee strijkers (viool en cello) en twee houtblazers (fluit en klarinet). Het contrast tussen het hout en het koper vormde voor de componisten dan ook een belangrijk uitgangspunt. Defoort zag de mogelijkheid binnen dat palet zoveel mogelijk klankkleuren te scheppen en de dualiteit van zwak-sterk, zacht-luid, energie-spiritualiteit uit te werken. Mooi ingebouwde rusten, meer beschouwende passages en goed geplaatste solo’s brengen variatie en spanning. Die solo’s zijn geen bravourestukjes, maar fungeren als bindmiddelen binnen een dynamisch geheel. Het werk bestaat uit negen delen. De serene introductie schreven beide componisten samen. De variaties werden verdeeld, de eerste vier door Cassol en de laatste vier door Defoort. Samengevat probeert Kris Defoort hier samen met Fabrizio Cassol de essentie van de Amerikaanse jazz te vermengen met de principes van de Europese klassieke muziek.

In 1998 volgt Passages, een driedelige suite voor de dansproductie met Fatou Traoré. Gedeeltelijk in functie hiervan start Kris Defoort met zijn ensemble Dreamtime. In Passages maakt Defoort een kunstige constructie, waarin hij als een volleerd colorist omspringt met lijnen en kleuren. Hij plaatst de verschillende stemmen naast en door elkaar. De erg mooie tenorsaxofoonsolo’s verbinden de drie grote delen. Passages zit nog tussen twee werelden in. Melodisch en harmonisch is het werk abstract, maar de ritmiek blijft “jazzy”. Het algemeen beeld bij Passages is dat van de va-et-vient op een plein, in een straat; passages van voorbijgangers maar eveneens van gemoedstoestanden. Het is geen verhaal, maar een gebeuren. De muziek ontwikkelt zich dan ook met veel tempo- en sfeerwisselingen. De partituur dient vooral als ritmische basis, waarbij er ruimte blijft voor improvisatie.

Kris Defoorts in 2001 gecreëerde opera The woman who walked into doors, voor sopraan, actrice, videoscherm kamerorkest en jazzband, kadert volledig in de evolutie die Kris Defoort ook al met Passages maakt. Bij deze opera gaat hij nu zijn beide invloedssferen, de jazz en de klassieke muziek, combineren waarbij de nadruk meer op de klassieke muziek komt te liggen. De bezetting bestaat dus uit een klassiek orkest en een jazzensemble. Defoort gaat het sterkste van elk van beide ensembles gebruiken, met name de precisie en de controle over dynamische processen van een klassiek orkest, en de persoonlijke expressie van de jazzmuzikanten. De twee groepen versmelten in zijn partituur tot een krachtig en hedendaags geluid. De opera werd gebaseerd op de gelijknamige roman van Roddy Doyle. De muziek ademt dezelfde ongenadige directheid uit als de rauwe tekst, wat de opera erg indringend maakt. De ouverture is geschreven in een pure moderne taal, zonder jazzinvloeden. Uit die eerst gecomponeerde ouverture en epiloog haalt Kris Defoort het materiaal voor de rest van de opera. Zo wordt er bij de zangpartij vaak gewerkt met kwarten en kwinten, en dit komt voort uit de ouverture. Defoort schrijft expressieve zanglijnen, die goed begeleid worden door de rijke orkestpartituur. In 2002 schrijft Defoort het werk Conversations with the past, een werk voor blazers, piano, harp en percussie in opdracht van het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen.

In 2003 werd de compositie Conservations/Conversations gecreëerd door het Danelkwartet, samen met Dreamtime en Claron Mc Fadden. Dit werk is opgebouwd als een aaneenschakeling van diverse composities waarin Kris Defoort zich een meester toont in verschillende muzikale stijlen, gaande van klassiek over hedendaags klassiek tot jazz. Een driedelig strijkkwartet opent het werk. De bezetting en stijl maken van dit stuk het meest klassieke deel van Conservations/Conversations. Door een beheerste dissonantie, sterk uitgewerkt thematisch materiaal en een grote melodische kwaliteit realiseert Defoort een evenwichtige, sterke compositie. In de drie volgende delen, telkens betiteld als Pentimento (Een pentimento is de zichtbare, latere, verandering in een schilderij of tekening), demonstreert Defoort zijn persoonlijk, hybride muziektaal waarin oude en nieuwe muziek broederlijk met elkaar verweven zijn. Pentimento II – Velvet is gebaseerd op het Lamento De La Ninfa van Claudio Monteverdi, een jeremiade op dalende baslijn. Hierbij is het interessant te vermelden dat een dergelijke dalende baslijn met de bijhorende akkoorden (in dit geval de lijn la-sol-fa-mi, geharmoniseerd als Am-Em7-Fmaj7 6-E) ook in jazzmuziek vaak voorkomt. Hier bevindt Kris Defoort zich duidelijk op het kruispunt waar twee muzikale werelden dichter bij elkaar staan dan men op het eerste zich zou vermoeden. Ook Pentimento III heeft een muzikale bron uit het verleden: een lied van John Dowland.

 

Werklijst

– Lucky you (1988)
– Looking around (1989)
– Sketches of Belgium (1990)
– Chromatic history (1994)
– Variations on a love supreme (1995)
– Ocean (1996)
– Passages (1998)
– The woman who walked into doors (2000-01)
– Conservations/Conversations (2003)
– Dedicatio (2006)

 

Bibliografie

– L. VAN AEL, Speelvreugde en communicatie. Nieuw werk van Kris Defoort, in Contra. III/2, 2003, p. 43-45

 

Discografie

– Diva Smiles (Diva Smiles), LP
– Sketches of Belgium (KD’s Basement Party), W.E.R.F.001
– K.D.’s Decade (K.D.’s Decade), W.E.R.F.004
– Chromatic history (Octurn), W.E.R.F.002
– Variations on a love supreme, W.E.R.F.005
– Ocean (Octurn), W.E.R.F.008
– Passages (Dreamtime), W.E.R.F.014-015
– Invisible Sun (Aka Moon), CARBON 7 047
– ConVerSations/ConSerVations (Danel Strijkkwartet e.a.), W.E.R.F. 047
– Live at the Werf (KD’s Basement Party), W.E.R.F. 050

 

Links

Kris Defoort is composer in residence bij LOD

 

 

©MATRIX
Teksten van Jeroen Vanacker en Klaas Coulembier
Laatste aanpassingen: 2006