BROSSÉ Dirk (1960)

Dirk Brossé (°Gent) studeerde trompet, contrabas en muziektheorie aan het Koninklijk Muziekconservatorium van zijn geboortestad Gent en daarna contrapunt en fuga aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Hij volgde les in orkestdirectie bij Lucas Vis en Anton Kersjes in Maastricht en bij Prof. Julius Kalmar in Wenen. Zijn einddiploma directie behaalde hij aan de Musikhochschule van Keulen bij Prof. Volker Wangenheim en in 1990 werd hij finalist in Iwaki’s International Masterclass in Hilversum. Als dirigent staat Brossé regelmatig op het podium met alle grote Belgische orkesten en als gastdirigent trad hij op bij onder meer het London Philharmonic Orchestra, het Elgin Symphony Orchestra of Chicago, het Philharmonic Orchestra of Shanghai, Camerata St. Petersburg en de Nationale Orkesten van Colombia, Ecuador en Venezuela. In 1992 componeerde hij La Soledad de America Latina voor de officiële opening van de Wereldtentoonstelling in Sevilla. In 1994 en 1995 werd hij Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen en in september 1999 muziekdirecteur van het Tokyo International Music Festival. Intussen bleef hij ook erg bedrijvig als componist, zowel voor film (belangrijke samenwerkingsprojecten met Roland Verhavert en Stijn Coninx) en musical (Sacco & Vanzetti), als op het gebied van de symfonische muziek (ArtesiaThe Birth of Music). In vijftien jaar tijd schreef hij meer dan honderd composities. Dirk Brossé doceert orkestdirectie en compositie aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent.

 

Werkbespreking

“Universaliteit” lijkt een sleutelwoord te zijn dat het gehele werk van Brossé karakteriseert, en dit op verschillende niveaus. In de eerste plaats wil de componist met zijn œuvre een “universeel” publiek bereiken. In functie daarvan wordt bewust geopteerd voor een directe taal die onmiddellijk aanspreekt en ook voor de muzikale “leek” toegankelijk is. Daarbij is Brossé niet bevreesd om naast de technieken van de “klassieke”, tonale traditie regelmatig uitstapjes te maken in het domein van de wereldmuziek en de populaire genres. Bij zijn composities maakt hij ook graag gebruik van een onderliggend programma, dat de muziek met buitenmuzikale elementen verbindt en een heldere verhaallijn garandeert.

Hetzelfde streven naar alomvattendheid uit zich ten tweede in de domeinen waarin Brossé werkzaam is. De symfonische muziek wordt vertegenwoordigd door symfonieën als Artesia (1995) en The Birth of Music (1997), naast concerto’s voor onder meer viool en klarinet en enkele symfonische ouvertures. Daarnaast is Brossé ook erg actief op het terrein van de filmmuziek en schreef hij muziek voor films van Jean-Pierre De Decker, Roland Verhavert en Stijn Coninx. Enkele inspiratiebronnen op dit gebied zijn de Hollywood-componisten Erich Wolfgang Korngold en Franz Waxman. Brossé stelt zich daarbij steeds als doel om volwaardige muziek te schrijven, die meer is dan een klankomlijsting van bewegende beelden. De dramatiek moet een intrinsiek bestanddeel van de compositie zelf vormen en mag geen louter afgeleide van het scenario zijn. Deze kwaliteiten worden eveneens nagestreefd in musicals als Sacco & Vanzetti (1996) en Kuifje – de Zonnetempel (2001), een derde domein waarin Brossé zich engageert.

Ook uit de onderliggende thema’s van talrijke werken blijkt de centrale occupatie van de componist met de “universaliteit”, zowel in de ruimte als in de tijd. Het mooiste voorbeeld van de poging alle “ruimtelijk” verspreide uitingen van menselijke cultuur in één compositie te vatten, biedt Artesia, “a universal symphony for orchestra, ethnic instruments and soloists”. Deze symfonie schetst de utopie van een wereld waarin alle conflicten uiteindelijk worden overwonnen door de wens om in verzoening en in vrede samen te leven. De onbestaande “jabber talk” van het kind (jongenssopraan) symboliseert daarbij de onpartijdigheid en neutraliteit van elk spreken. Begrip tussen volkeren en culturen is ook de gedachte achter het symfonische gedicht La Soledad de America Latina (1992), gebaseerd op een tekst die de Columbiaanse auteur Gabriel García Márquez uitsprak bij het in ontvangst nemen van de Nobel Prijs voor Literatuur in 1982. Uit dit en andere werken als El Golpe Fatal (1989) komt de voorliefde van Brossé voor het Latijns-Amerikaanse continent tot uitdrukking, die ook grote invloed heeft op de zuiver muzikale middelen die de componist hierbij inzet. De “universele tijd” wordt behandeld in The Birth of Music, een “ethno-classical symphony” waarin de geboorte en de evolutie van klank centraal staan, vanaf het eerste natuurgeluid tot aan het “lawaai” van de moderne grootstad. Het oratorium Juanelo beklemtoont dan weer het scherpe contrast tussen het vergankelijke leven van zelfs een wereldheerser als Karel V en het tandrad van Juanelo’s uurwerk, dat 7000 jaar nodig heeft voor één omwenteling.

De puur muzikale invulling van deze thema’s komt het meest opvallend tot uitdrukking in de gebruikte toonspraak en instrumenten. Brossé ziet in muziek de universele taal bij uitstek, die in staat is om grenzen tussen ruimte en tijd te overschrijden. Heel wat composities vermengen dan ook op eclectische wijze erg verscheiden muzikale tradities. In La Soledad de America Latina worden de tekstfragmenten ondersteund door typisch Zuid-Amerikaanse (pentatonische) melodieën, gespeeld op pre-Columbiaanse fluiten, tegen een achtergrond van Indiaanse harp- en percussieklanken. Deze delen worden afgewisseld met orkestpassages (het orkest als symbool van de Europese traditie) met karakteristieke flamenco-ritmes, frygische wendingen en andere deviezen uit de Spaanse volksmuziek. De orkestrale “tango” met solistische cello verwijst dan weer naar een versmelting van beide tradities. Het derde deel ‘Joy’ uit Artesia biedt een ander voorbeeld van een bonte afwisseling van wereldmuziek uit onder meer Australië (didjeridoo-klanken) en Azië. The Birth of Music gebruikt naast het traditionele symfonische apparaat niet minder dan zestig etnische instrumenten, zoals een lithofoon uit het Paleolithicum of een monochord naar het model van Pythagoras.

Universaliteit wordt echter zelf primair getekend door een tegenstelling. Het inzetten van àlle middelen loopt immers het gevaar een chaos te creëren waarin uiteindelijk niets nog wordt gehoord. Daarom moet de veelheid aan een structurerend principe worden onderworpen. Bij de composities van Brossé worden daarbij technieken gebruikt die verwijzen naar de traditie van de filmmuziek. Een constante is de onderverdeling van elk werk in duidelijk afgebakende segmenten, vaak in samenhang met het onderliggende programma. Daarbij is er een voortdurende afwisseling tussen enerzijds meer ritmisch pregnante passages (met ontleningen uit lichtere dansgenres en jazz) en anderzijds sterk melodische fragmenten. Het ritme zorgt vaak voor het opdrijven van de spanning, die op het hoogtepunt overgaat in een erg zangerig thema, gebracht door een solo-instrument of -zangstem, tegen een eveneens lyrische orkestrale begeleiding. De regelmatige herhaling van duidelijk geprofileerde en erg herkenbare melodieën doet eveneens denken aan de filmmuziek. Bovendien blijft één aspect van de totaliteit buiten beeld: het verwrongene of “esthetisch lelijke”. Conflicten uiten zich in de eerste plaats in spanningsopbouw of opeenstapeling van elementen; nooit wordt de “welluidendheid” van de klank hiervoor opgeofferd. Dankzij het aanwenden van deze duidelijk segmentarische structuren en het strikt handhaven van een toegankelijk tonaal stijlidioom (uitgebreid met elementen uit de wereldmuziek), weet Brossé zijn boodschap bij het publiek te brengen dat hij bij het schrijven voor ogen heeft.

 

Werklijst

Symfonische muziek: Oscar for amnesty voor orkest, spreekkoor en recitant (1987); La Soledad de America Latina (tekst: Gabriel García Márquez) (1992); Landuytcyclus voor sopraan en orkest (1993); International Flanders Film Festival Ouverture “7 Inch Framed” (1995); Artesia (1995); Ouverture “Principals” (1996); The Birth of Music (1997); Vioolconcertino “Black, White and in Between” (1998)

Oratorium: Charles V-oratorio “Juanelo” (met Elie Saegeman) (2000)

Kamermuziek: Three Spanish Songs voor sopraan, trompet en piano; Meditation voor klarinet

Filmmuziek: Springen (Jean-Pierre De Decker) (1985); Marc and Nathalie (Roland Verhavert) (1986); Boerenpsalm (Roland Verhavert (1989); Koko Flanel (Stijn Coninx) (1990); Daens (Stijn Coninx) (1992); Light – When the light comes (Stijn Coninx, 1997)

Musicals: Sacco & Vanzetti (Frank Van Laecke) (1996); Kuifje – de Zonnetempel (2001)

 

Bibliografie

– F. MARIËN, Een eenzaam continent, in Muziek & Woord, 275, 1997, p. 40
– M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Nieuwe Muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998, p. 130
– T. GHYSELINCK, De wereldklasse van Dirk Brossé belicht, in Sabam Magazine, 16, 1998, p. 36-37

 

Discografie

– Artesia (BRTN Philharmonic Orchestra cond. by D. Brossé), Philips 446 957-2
– Boerenpsalm (BRT-chorus cond. by V. Nees; Chamber Orchestra Sinfonia o.l.v. D. Vermeulen), Indisc DICD.3627
– Daens (Ex Tempore chorus cond. by F. Heyerick; The New Belgian Chamber Orchestra cond. by J. Caeyers), Indisc DICD.3803
– El Golpe Fatal (NOS Radio Symfonie Orkest cond. by D. Brossé) DHM 2008.3
– Juanelo – Charles V-oratorio (4 vocal soloists, The Flemish Radio Orchestra and Choir cond. by D. Brossé), Maestro MMP 011
– La Soledad de America Latina (BRTN Philharmonic Orchestra cond. by M. Korosec) Sony Music 47 27082
– Meditations (G. Broucke, piano en P. Klinck, viool), PKP Productions PKP 005
– 7 Inch Framed (NOS Radio Symfonie Orkest o.l.v. D. Brossé), DHM 2010.3
– The Birth of Music (L’Arco Musicale, The Universal Consort, D. Brossé), Maestro Music Productions
– THE LONDON PHILHARMONIC ORCHESTRA PLAYS DIRK BROSSE (London Philharmonic Orchestra cond. by Dirk Brossé), Philips 465 274-2
– Elegie voor basklarinet en strijkkwartet, LOOK, A BASS CLARINET IN MY GARDEN! (Trio Classicum; Moscow Chamber Soloists; basklarinet: Jan Guns, marimba, klokkespel en vibrafoon: Rita Rommes), Phaedra (In Flanders’ Fields, vol. 20) 92020

 

©MATRIX
Teksten van Kristof Boucquet
Laatste aanpassingen: 2002