RAES Godfried-Willem (1952)

Godfried-Willem Raes (Gent, 3 januari 1952) studeerde musicologie (bij Jan Broeckx) en filosofie (bij Leo Apostel) aan de Rijksuniversiteit Gent, en piano, klarinet, slagwerk en compositie (bij Louis de Meester en Norbert Rosseau) aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Gent. Na zijn verwijdering van het conservatorium in 1968 richtte hij de Logos-groep op, die zich al snel ontpopte tot een sterk geprofileerde actor binnen de experimentele muziek in Vlaanderen.

Nadat Raes gedurende verschillende jaren had deelgenomen aan de Darmstädter Ferienkurse für Neue Musik, waar hij les kreeg van onder meer Karlheinz Stockhausen en György Ligeti, keerde hij in 1982 terug naar het Gentse conservatorium als lesgever avantgarde-kamermuziek om er in 1988 tot voltijds docent experimentele compositie te worden benoemd. In 1993 promoveerde Raes tot doctor in de musicologie met een proefschrift over het “onzichtbare muziekinstrument” en sedert 1997 is hij verbonden aan het Orpheus Instituut – eerst als professor (tot 2009) en later als ‘associate researcher.’ Raes werkt ook als onderzoeker aan de Universiteit Gent, in de onderzoeksgroep systematische musicologie.

Tot op de dag van vandaag organiseert Raes concerten bij Stichting Logos in Gent, waarvoor hij in 1990 een concertzaal in de vorm van een tetraëder construeerde. Met dit project won hij de Tech-Art prijs. Behalve als componist, onderzoeker en organisator is Raes actief als uitvoerder van eigen en ander werk, ten dele in samenwerking met zijn echtgenote Moniek Darge, met wie hij het Logos Duo vormt. In 2001 werd het Logos Robotorkest als vast ensemble opgericht. Dit ensemble bestaat uit mensen, interfaces en de door Raes zelf ontworpen en gebouwde muziekautomaten, en legt zich toe op het uitvoeren van muziek voor automaten en de exploratie van de mogelijkheden van interactie tussen mens en machine.

In 2014 zag Raes af van zijn onderwijstaken aan de Hogeschool Gent om zich voltijds te kunnen toeleggen op de verdere ontwikkeling van muzikale robots en hun interactieve muziektheatrale toepassingen. Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Logos schreef hij in 2018 het boek Logos @50 – Het kloppend hart van de avant-garde muziek in Vlaanderen, dat door Stichting Kunstboek werd uitgegeven.

 

Werkbespreking

Met zijn revolte tegen het destijds oubollige Gentse conservatorium en de daaruit voortvloeiende oprichting van Logos stond Godfried-Willem Raes (mee) aan de wieg van de experimentele muziek in Vlaanderen. Net zoals gelijkaardige groeperingen in het buitenland (de Fluxus-beweging en John Cage in de Verenigde Staten, het Scratch Orchestra van Cornelius Cardew in Groot-Brittannië) ijverde (en ijvert) hij voor een viervoudige verruiming: een verruiming van het muziekbegrip – door de opheffing van de grenzen tussen kunst en leven en tussen de verschillende kunstvormen -, een verruiming van het werkbegrip, een verruiming van de productiemiddelen – door bestaande instrumenten op een nieuwe manier te gebruiken of door zelf nieuwe instrumenten te bouwen – en een verruiming van de rol van het publiek, dat tot participatie wordt uitgenodigd. Daarbij vormt voor Raes, evenmin anders dan voor zijn buitenlandse geestesgenoten, het marxistisch ideeëngoed een voortdurende bron van inspiratie: nagenoeg alle aspecten van zijn oeuvre laten zich verklaren vanuit het ideaal van een niet-autoritaire vorm van muziekproductie en -consumptie, waarbij de vervreemding is opgeheven.

Zo verzet Raes zich heftig tegen de traditionele concertcultuur, die wordt gekenmerkt door een fundamentele onvrijheid van de luisteraar. Deze weet zich in zijn keuze beperkt door het aanbod van de uitvoerder en blijft bovendien op ieder moment van deze uitvoerder afhankelijk: het individu wordt verhinderd zichzelf uit te drukken en dient zich te conformeren aan de expressie van de uitvoerder. Het is duidelijk dat verdrukking en vervreemding hier hand in hand gaan. Alternatieven ziet Raes enerzijds in de principiële kleinschaligheid van het concert, waarbij contact en interactie tussen publiek en uitvoerders centraal staat en waarvan de door de Stichting Logos georganiseerde concerten een paradigmatisch voorbeeld zijn, en anderzijds in de actieve participatie van het publiek aan de uitvoering (bijvoorbeeld de versie van het Pneumafoonproject waarbij de pneumafoons door het publiek worden bediend) en het stimuleren van amateurmuziekbeoefening.

Naast de muziekconsumptie (relatie luisteraar – muziek) boet volgens Raes ook de muziekproductie (relatie muzikant – muziek) door aliënatie en repressie aan kwaliteit in. De traditionele muzikant speelt immers slechts een beperkte rol in het muzikale productieproces en wordt bovendien in zijn expressie gehinderd door het feit dat hij afhankelijk is van de mogelijkheden van zijn instrument, dat hem in wezen vreemd is, een prothese van zijn lichaam.

Vandaar dat Raes zichzelf niet als componist, maar als “muziekmaker in de breedste zin van het woord” bestempelt. De vervreemdende arbeidsdeling heft hij op door zijn composities zelf uit te voeren en door voor een deel ervan ook zelf de instrumenten te bouwen. Voorbeelden hiervan zijn de meer dan twintig pneumafoons (luchtpijpen verbonden met een luchtzak, waarbij de luchttoevoer naar believen kan worden geregeld) van zijn Pneumafoonproject, de geautomatiseerde versies van akoestische instrumenten (de Player-piano, de Autosax, de Piperola en de Vox humanola) en de talrijke klanksculpturen, zoals de Wolkenrijder, de Toetkuip en het Bellenorgel.

Een bijzondere uitvinding van Raes is het zogenaamde Onzichtbare instrument. Om een zo direct mogelijke expressie te verkrijgen, worden de bewegingen van de uitvoerder met behulp van radar- en sonartechnologie door detectoren gecapteerd en doorgegeven aan een computer. Deze analyseert de bewegingen en zet de “parameters” ervan (absolute hoeveelheid beweging, snelheid, versnelling, vertraging, …) in klanken om. In Holosound (1983) en A Book of Moves (1992), de eerste etappes van dit work in progress dat Raes sinds 1972 bezig houdt, werd het akoestisch resultaat nog mede bepaald door voorafbestaand klankmateriaal dat in de computer wordt ingevoerd. In Songbook (1995) worden de door de uitvoerder geproduceerde vocale klanken gecapteerd en in real time gemodificeerd op gelijkaardige wijze als zijn bewegingen. Eenzelfde neiging tot opheffing van de arbeidsdeling is het meest opvallende kenmerk van Dynamo (1998). In deze compositie voor elektrische gitaar moet de solist zelf de energie opwekken die nodig is om de gitaar te versterken door tijdens het spelen op een hometrainer te fietsen.

Het belang dat Raes hecht aan de zo direct mogelijke onvervreemde expressie van de uitvoerder is voor hem niet in tegenspraak met zijn voorliefde voor techniek en technologie. Het gebruik van computers ziet hij veeleer als een manier om vervreemding tegen te gaan: doordat de uitvoerder-componist zelf de computerprogramma’s kan schrijven die hij voor de uitvoering van een werk nodig heeft, is de computer het enige instrument waar hij niet langer afhankelijk van is, maar dat hij in tegendeel zelf volledig kan beheersen. Raes voorspelt dan ook het einde van de traditionele instrumenten, omdat het “muzikantschap” zich zal verleggen naar een hoger niveau van materiaalbeheersing, het programmeren van de computer. In deze context dienen Raes’ algoritmische composities vermeld. Voor het schrijven van A Book of Fugues (1991-92) en A Second Book of Fugues (1992-94) ontwierp hij een computerprogramma dat speciaal dient voor het schrijven van vierstemmige fuga’s. De werking ervan kan als volgt worden samengevat. De componist voert een thema in, dat door de computer aan een dux-analyse wordt onderworpen. Op basis daarvan wordt een aantal mogelijke comes gegenereerd. De componist kan deze goed- of afkeuren, waarbij de computer de preferenties die de componist aldus te kennen geeft, registreert om er bij de generatie van nieuwe comes rekening mee te houden. Op basis van de gekozen dux en comes stelt de computer een mogelijke vorm voor. Keurt de componist ook deze goed, dan componeert de computer de fuga. Via twee extra modules van het programma kan de computer bovendien de fuga laten horen en afdrukken. Met behulp van gelijkaardige programma’s schreef Raes ook A Book of Chorals en Studies in Harmony. 

Van 1997 tot 2016 werkte Raes aan de kameropera TechnoFaustus, die gecomponeerd werd voor de leden van het M&M Ensemble: een groep menselijke uitvoerders, interfaces en het volledige machine-orkest. Het verhaal van de opera gaat over de oud geworden TechnoFaustus, die met de hulp van zijn vriend Mefisto het einde van het kennen en het kunnen bereikt heeft en daardoor in een depressie terechtgekomen is. Mefisto daagt hem uit om een jongere, vrouwelijke reproductie van zichzelf te maken. Hierin ligt de tragiek van TechnoFaustus: zijn ultieme creatie is slecht een reproductie.

In TechnoFaustus worden de verschillende muzikale en theatrale dimensies van het M&M Ensemble ten volle benut. De menselijke uitvoerders zijn niet alleen acteurs of performers, maar ook muzikale actoren die via interfaces het verloop van de muziek beïnvloeden (gesture controlled instrument). Naast bewegingen kunnen ook akoestische inputs interactief verwerkt worden. Deze interacties tussen mens en muziekautomaat maken bovendien deel uit van de verhaallijn, bvb. in de derde akt, waarin Fausts reproductie, de homunculus, motorische controle verwerft door in interactie te treden met de automaat <Flex>, die uit twee zingende bestaat. De automaten zijn in TechnoFaustus dan ook méér dan alleen muziekinstrumenten, ze vervullen de rol van essentieel decor. Andere decorelementen – zeker wanneer deze niet functioneel zijn – worden geweerd.

De muziek voor dit instrumentaal muziektheater is niet in één vakje onder te brengen. Raes gebruik diverse harmonische systemen en uiteenlopende structuurprincipes. Dit hangt wellicht samen met het feit dat de veschillende stukken over een langere periode en voor verschillende gelegenheden gecomponeerd werden.

Ook Namuda, een suite van 69 composities die Raes in 2010 is beginnen schrijven en die nog steeds aangevuld wordt, neemt het onzichtbare instrument als uitgangspunt: bewegingen (van naakte lichamen) worden in muzikale composities omgezet. De suite maakt gebruik van software voor bewegingsherkenning (Namuda Gesture Recognition) die in 2010 ontwikkeld werd en groeit naarmate er nieuwe robots en software toepassingen ontwikkeld worden in Logos. De meeste studies zijn geschreven voor dansers en robots, in sommige studies bespelen de performers ook een (akoestisch) instrument. “Namuda Study #10: Icy Vibes” (2010) is bijvoorbeeld geschreven voor “dancing viola player” en in de 69ste studie“Oogst Scenes” (2018) worden ‘extended’ vocale technieken met het geluid van de robots gemengd.

 

Werklijst

Instrumentaal ensemble: Shifts (1986-99); A Book of Fugues (1991-92); A Second Book of Fugues (1992-93); Fall ’95 (1995); HydroCephallus (1997); Stacks for Spectra (2001); “Memento” (2011)

Instrumentaal muziektheater: Dynamo (1998); Glaciar Quartet voor vier PET flessen (2002); “Differentials” (2010); Namuda Haram (2016); TechnoFaustus (1997-2016)

Instrumenten en installaties: Bellenorgel (1973); Symphony nr. 2 for singing bicycles (1976); Pneumafoon (1983); Klankboot (1987); Toetkuip (1987); Autosax (1991-96); Wolkenrijder (1997); <Belly> (2002); <Tubi> (2003); <So> (2003); <Puff> (2003-04); <Hurdy> (2004); <Sire> (2004-05); <Klar> (2012); <Tinti> (2015); <Ribby> (2018)

Solowerken: Studies in Fuzzy Harmony (1996-97); “WoodStock” (2001); “Soprana Vulcano” (2010)

Happenings, events en installaties: Halte (1978); TV-man (1981); Orgelmars (1988); Mach96 (1996); RadaRodo (2017)

Elektronische en elektroakoestische muziek: Holosound (1983); A Book of Moves (1992); A Second Book of Moves (1993); Songbook (1995); Counting down from -747 (1997); Zerhacker (2001)

Werk voor robots en automaten: Eary Lis Trimbl (uit TechnoFaustus) (2002); Lithos (uit TechnoFaustus) (2002); Gestrobo (2002); Hur Di Hur Ni voor performer en de automaat <Hurdy> (2004); Fuzzy Harmony Studies #9 tot #12 voor <PlayerPiano> (2001-2005); “Tango Due” (2006); Grays for Castra” (2007); “Bodies of Revolution” (2010); “Wet” (2012); “Namuda Study #56: Tintinabuli” (2015); “Symphony #3” (2017)

Een volledige werklijst vindt u hier.

 

Bibliografie

– C. BERGSTROEM-NIELSEN, The Methodology of Godfried-Willem Raes’ improvisation teaching at conservatory of Gent, Belgium, 1998, teruggevonden op http://www.logosfoundation.org/g_texts/improvisation-methodology.html
– D. BRANDT, Explorers at the Edge, in The Bulletin, 17 oktober 1991
– K. COLUMBIER, R. DIEPENDAELE, Humus, in World New Music Magazine, vol. 22, 2012 p. 114
– A. CROISBIEN, La Fondation Logos a Gand, in Open system project, nr. 13, 1985, p. 34-41
– M. DELAERE, Experimentele Muziek, in M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Nieuwe Muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998, p. 86-93
– M. DELAERE, art. Raes, Godfired-Willem, in Die Musik in Geschichte und Gegenwart. Personenteil 10, uitg. dr. L. FINSCHER, Kassel, 2005, p. 1190-1191
– J. DIERICKX, Raes Godfried-Willem: Fuzzy Harmony: studie nr. 5 (1996-97) in Contemporary Music in Flanders II: Flemish piano music since 1950, uitg. dr. J. COMPEERS en M. DELAERE, p. 35.
– K. GOEYVAERTS, Raes in zijn ‘open deur’, in Muziekkrant, 1980
– L HUYBRECHTS, CROSS-over, een overzicht rond kunst, media en technologie in Vlaanderen, Leuven, 2008, p. 22-24
– Y. KNOCKAERT, Een handjevol jonge Vlaamse componisten, in Ons Erfdeel, nr. 1, 1984, p. 49-57
– Y. KNOCKAERT, Godfried-Willem Raes, in Kunst en Cultuur, 1994
– J. LONG; J. MURPHY, D. CARNEGIE, A. KAPUR, Loudspeakers Optional: A history of non-louspeaker-based electroacoustic music, in Organised Sound vol. 22, nr. 2, 2017, p. 195-205
– L. MAES, The Man and Machine Orchestra at Logos, in Computer Music Journal, vol. 35, nr. 4, , 2011
– L. MAES, Mysterious woods and unexpected urban sounds, in World New Music Magazine, vol. 22, 2012, p. 123
– M. MILLER, Logos stands out among the avant-garde, in New York Tribune 27 april 1984
– F. NEYRINCK, Godfried-Willem Raes, in HAM, nr. 2, 1983, p. 72-77
– M. PARENT, Muziekmaker Godfried-Willem Raes. De politieke en esthetische fundamenten van zijn werk, onuitgegeven eindscriptie, Katholieke Universiteit Leuven, 2005.
– M. PARENT, De instrumenten van muziekmaker Godfried-Willem Raes, in Kunsttijdschrift Vlaanderen, nr. 366, 2017,
– M. PARENT en M. QUANTEN, Dances with robots and the song of algorithms, World New Music Magazine, vol. 22, 2012, p. 137
– H. SABBE, Logos’ heilige waanzin, in Kunst en Cultuur, nr. 2, 1980
– U.-S. TALAY, Belgian Night for musically adventurous, in The Bangkok Post, 19 maart 1988
– M. TCHIBA, AUTOMATEN IM TETRAEDER: DIE STIFTUNG LOGOS IN GENT, in Neue Zeitschrift für Musik 06/2013, p. 64
– L. VELDHOEN, Robotsymfonie, in De Ingenieur, nr. 10, 2011, p. 60
– J.-P. VAN BENDEGEM, Godfried-Willem Raes, in Yang, nr. 121, 1985, p. 8-16
– M. WIJNANTS, New Interfaces between humans and music, in Janus, 2003

Godfried-Willem Raes schreef zelf ook heel wat artikels en essays. Een link naar de lijst van zijn publicaties vindt u hier.

 

Discografie

– Logos – ‘Integratie’, Logos, 1973
– For Grooves, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1978
– Bellenorgel, IGLOO 004, 1979
– Composition/Improvisation, IGLOO 011, 1982
– Pneumafoon, IGLOO 050, 1986
– Logos: Works, Experimental Intermedia Foundation XI 117, 1995
– Fall’95, Radio3 R3 98007, 1998
– Standing Waves,  PD 003, 1999
– Counting Down to -747 +30, SEM 25, 1999
– Player Piano Music: Jumpy Variations, Fortepiano, PD 004, 1999
– 4 Others: Lipstick, Cohiba, Dynamo, E10, Obotek, Partition (Tomma Wessel, Karin De Fleyt, Tom Pauwels, Piet Van Boxtael, Andrew De Masi), PD 006, 2000
– Cella, MINIATUREN VOOR ARCHIPEL (Goeyvaerts Strijktrio), CC Sint-Niklaas, 2000
– Soundplay’00”, MESCD-0012, 2001
– Automaton: music for automats, PD 008, 2001
– M&M: music for robots with the M&M ensemble PD008, 2002
– <Harma> plays J.S. Bach, Goldberg Variationen PD001, 2002
– <2 gather>, PD009, 2003
– <More Automats>, PD0012, 2004
– Vibi, Troms, Piperola, Harma, Player Piano werden gebruikt voor The Straw, QUARTO ESCURO (The Nevermet Ensemble), Rudimentol Records RUD003, 2005
– <Machine Orchestra>, PD 013, 2005
– <RoBodies>, PD 014, 2005
– Fuzzy Harmony STudy #9, #11, #12, PD017, 2008
– Religionszwang, Scientia Vincere Tenebras, Schroeders Dream, LONELY ROBOTS, PD019, 2010
– Tango Tres, Tango Flamenco, ROBOTANGO, PD020, 2012
– LOGOS ARCHIVAL 1974-81, Sub Rosa SUBLOGOS01, 2015
– GODFRIED-WILLEM RAES: EARLY ELECTRONICS-RUGWAARTS, Kerm Casette Label KRM15, 2015

 

Uitgever

Logos Public Domain
EMC (Londen)

 

Links

Logos Foundation
Meer informatie op frank.kunsten.be
Catalogus van de instrumenten en automaten die Godfried-Willem Raes ontwikkelde

 

 

©MATRIX
Teksten van Steven Vande Moortele, Rebecca Diependaele en Anna Vermeulen
Laatste aanpassingen: 2018