BEYLS Peter (1950)

Peter Beyls is geboren op 2 juni 1950 in Kortrijk. Na zijn studies elektronica aan het VHTI te Kortrijk, vatte hij de studie sound engeneering aan aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Hij studeerde eveneens computerwetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Gent. Verder is hij een tijdje technisch medewerker geweest aan het IPEM en leraar elektronische muziek aan de Academie voor Schone Kunsten in Den Haag. Sinds de vroege jaren ’70 gebruikt hij computermedia voor de productie van beeld en klank.

Momenteel is Peter Beyls woonachtig te Gent en houdt zich intens bezig met het ontwikkelen en creëren van zelfstandig denkende computerprogramma’s. Daarvoor heeft hij de wereld rondgereisd en er al dan niet gewoond, om talrijke lezingen te geven in verband met de toepassing en het gebruik van deze nieuwe media. Tevens werkte hij ook mee aan verschillende instituten in het buitenland zoals het ICSM in Hong Kong en de Electronic Music Studio in Stockholm. Naast lezingen gaf hij ook uitvoeringen van live performance-producties, onder meer in de Verenigde Staten, Canada en Japan. Peter Beyls was onderzoeker aan het Artificial Intelligence Lab, Vrije Universiteit Brussel en het Centre for Research in Science and Technology for the Arts, Porto, Portugal.  Hij was docent digitale cultuur bij LUCA Hogeschool Brussel en de The School of Arts, Hogeschool Gent.

 

Werkbespreking

Sinds de jaren ’70 is Peter Beyls als componist en beeldend kunstenaar bezig geweest met het onderzoeken en verkennen van het artistiek potentieel dat zich schuilhoudt in de elektronische en digitale media. Aangezien de evolutie van de nieuwe media helemaal niet stilstaat, is er eveneens een evolutie te onderscheiden in het werk van Peter Beyls. Wanneer de eerste chips en transistors ter beschikking waren, heeft hij samen met Michel Weisfish het kraakdozenproject op poten gezet. De opzet van dit project was sigarenkistjes om te bouwen tot kleine instrumenten die met de vingers bespeeld konden worden. Uiteraard ging dit gepaard met de toepassing van de nieuwste technologische snufjes van toen zoals de transistor en de chips.

Vooral in de jaren ’70 legde Beyls zich toe op het uitwerken van muziek met tape. Een voorbeeld daarvan is Dialoog voor 2 synthesizers met tapetransport (1974). Een ander stuk uit die jaren is Rothko (1977). Zoals de titel al doet vermoeden heeft Peter Beyls de werken van Rothko als inspiratiebron gebruikt. Na allerlei tentoonstellingen van Rothko over de hele wereld te hebben gezien, heeft hij dit stuk gecomponeerd. Eenmaal in de jaren ’80 is hij afgestapt van composities met tape. De aanzet daarvoor was de opkomst van het MIDI systeem. Voor dit systeem bestond bouwde Beyls zijn apparatuur zelf en ontwikkelde hij verschillende hardware projecten. Met het ontstaan van het MIDI systeem was dit niet langer nodig.

Ook in de jaren ’80 heeft hij veel live-performances uitgevoerd in alle hoeken van de wereld. Statements of innocence (1989) is een voorbeeld van zo’n live-performance. Bij deze opvoering wordt gebruik gemaakt van een zelf ontworpen infrarood viool, waarbij de snaren en tevens de strijkstok voorzien zijn van infrarood sensoren. De infrarood signalen die zo geproduceerd worden, worden dan elektronisch omgezet en in klanken terug weergegeven. In deze periode heeft hij ook veel samengewerkt met Karel Goeyvaerts. Hij hielp hem onder andere met het monteren van tapes. Voor Lucien Goethals heeft hij veel synthesegeluiden helpen ontwikkelen. Het uitgangspunt voor zijn muziek is de dynamiek in een denkbeeldige wereld audiovisueel te maken. Een belangrijk werk uit die periode dat dit kan illustreren is The life and times of Oscar (1985).

Ondertussen heeft Peter Beyls al verschillende versies gemaakt van dit werk. Ook nu nog is hij bezig met een nieuwe implementatie te maken van Oscar. Het idee dat hier aan de basis ligt is het ontwikkelen van een artistieke ontwikkeling vanuit een intieme mens-machine dialoog. De machines worden niet beschouwd als een mechanisch verlengstuk van de mens, maar wel als een zelfstandig denkend brein dat eigen creatieve ideeën uitwerkt. Het komt erop neer dat er een dialoog gevormd wordt tussen mens en machine. De bedoeling is dat Oscar – een term afgeleid van Oscilator Artist – zijn persoonlijk karakter probeert uit te drukken terwijl hij zichzelf ook tracht te integreren in een grotere sociale context. Dit alles resulteert in een voortdurende conflict-oplossing die de motor vormt voor het hele concept.

Het programma bestaat uit een complex systeem van verschillende modules waarin onder andere een neuronen netwerk vervat is dat ervoor zorgt dat er iets gebeurt met het tonale materiaal dat binnenkomt. Verder zit er in het systeem een complex geheugenschema en algoritmes die de inkomende MIDI golven analyseren. Oscar treedt dus in contact met de buitenwereld via een MIDI aansluiting, bijvoorbeeld een klavier. Wanneer er een signaal binnenkomt gaat Oscar daar iets mee aanvangen. Wanneer hij een lange tijd niets gehoord heeft dan gaat hij zelf nadenken en iets doen met het materiaal dat in zijn lange termijn geheugen opgeslagen zit. Naast dat lange termijn geheugen heeft hij ook een korte termijn geheugen. Oscar beschikt over verschillende generatieve methodes om dingen te produceren. Een van die methodes is een ensemble van interactieve ‘musical agents’. Deze virtuele muzikanten, waarvan er 8 zijn in de laatste implementatie, hebben elk een bepaald karakter dat eigenhandig kan gewijzigd worden of dat ook op ‘automatische piloot’ kan gezet worden. De karakters gaan met elkaar in interactie als ze dicht bij elkaar komen. Het brein van Oscar is samengesteld uit sensoren, neuronen en activators die geconfigureerd zijn in een willekeurig netwerk. Het is niet zo dat de breinen ontwikkeld zijn met de bedoeling dat ze expliciet bepaalde eigenschappen bezitten. Er is daarentegen geopteerd voor een impliciete evolutie als alternatief voor een concrete en vaststaande uitwerking van een brein. Deze breinen worden gezien als genetisch materiaal. De evolutie ontstaat door de vermenging van het genetisch materiaal en het aanbrengen van kleine veranderingen (mutaties) die als resultaat nieuw materiaal opleveren die op hun beurt opnieuw vermengd worden. Op die manier kunnen er oneindig veel nieuwe combinaties gemaakt worden en kan er gesproken worden van een impliciete evolutie. Deze evolutie is een blind proces dat toelaat objecten te vinden waar men het bestaan niet eens van af wist en een zekere complexiteit te beheren zonder ze effectief te begrijpen. De intentie van dit hele project is een bepaald klimaat te creëren waarin zowel mens als machine een bijdrage leveren tot het uitdrukken van muzikale ideeën. De bedoeling van Peter Beyls met dit project is dat ook andere componisten later met dit systeem gaan werken.

 

Werklijst

Elektronische muziek: Ruimtelijk 1 en 2 (1973); Dialoog voor twee synthesizers en tape transport (1974); Prints (1974); It always takes a short time (1975); Inexorable evolution and human ecology tape (1976); Rothko (1977); The headless horseman (1979); Painted words (1980); Patterns (1980); The Hollow Man (1980); A quiet disturbance (1984); Arena (1986); The life and times of Oscar (1986); Heartbeat (1987); Louis (1989); China Piece (1991); Oscar (1996-2000)

Filmmuziek: The Girl (1974)

 

Discografie

De meeste van zijn werken zijn opgenomen in het archief van IPEM, Gent

 

Links

www.bamart.be

 

 

©MATRIX
Teksten van Vanessa Braekeveld
Laatste aanpassingen: 2003