SCHROYENS Raymond (1933-2021)

Raymond Schroyens werd geboren te Mechelen op 14 maart 1933. Als koorzanger van het befaamde Mechelse Sint-Romboutskoor kwam hij als negenjarige knaap in contact met Jules Van Nuffel en Flor Peeters. In 1950 schreef hij zich in aan het toen nog in Mechelen gevestigde Lemmensinstituut om er les te volgen bij Staf Nees, Marinus de Jong en Jules Van Nuffel. Na zijn legerdienst studeerde hij vanaf 1954 orgel aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen bij Flor Peeters. Van 1958 tot 1960 was hij als kapelmeester verbonden aan de Sint-Alfonsuskathedraal te Dearborn in Michigan (VS), van 1960 tot 1963 muziekleraar en koorleider aan het Scheppersinstituut te Mechelen en het Sint-Stanislascollege te Berchem. In 1963 begon Raymond Schroyens aan een administratief-culturele carrière van 30 jaar bij de klassieke zender Radio 3 van de BRT. Als musicus was hij van 1962 tot 1972 actief als klavecinist bij Concertino J.B. Loeillet te Mechelen. Vanaf 1970 tot zijn pensioen in 1993 gaf hij klavecimbel aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. In 1975 werd hij leraar klavecimbel aan het Stedelijk Muziekconservatorium te Mechelen, wat hij bleef tot 1988. Verder engageerde Raymond Schroyens zich als bestuurslid van diverse organisaties: lid van de raad van bestuur en muziekadviseur van het Festival van Vlaanderen Mechelen (1983-2000), voorzitter van Ars Organi Mechelen (1994-1999) en voorzitter van de Vlaamse Federatie voor Jonge Koren te Gent (1996-1997).

 

Werkbespreking

In bovenstaande – weliswaar beperkte – biografie is één zeer belangrijk aspect uit het leven van Raymond Schroyens niet aangeraakt, namelijk de passie voor het componeren. Ondanks een druk leven als productieleider, leraar en musicus, wist Schroyens tijdens zijn beroepsleven toch zo’n honderd composities bijeen te schrijven. Sinds zijn pensioen werd dit aantal reeds met ruim de helft aangedikt. De hoofdmoot van dat oeuvre (zo’n vier vijfde in aantal) zijn werken voor zangstem of koor, al dan niet met instrumentale begeleiding. Bij de instrumentale muziek overwegen de stukken voor klavierinstrument (piano, orgel en klavecimbel).

Raymond Schroyens begon zich serieus toe te leggen op het componeren tijdens zijn studieperiode aan het Conservatorium van Antwerpen. De bewondering voor het werk van Jules Van Nuffel, Flor Peeters en componisten uit de barokperiode toont zich in het vroege werk van de componist. Dat werk bestond voornamelijk uit stukken voor piano, liedbewerkingen, koorcompositie en basso continuo uitwerkingen. Het aanwenden van modaliteit is hierbij zeer kenmerkend en zal een constante blijven doorheen het hele oeuvre van Raymond Schroyens. Eveneens van grote invloed op de muziek van Schroyens en diens koormuziek in het bijzonder is het contact met het werk van Hugo Distler, Willi Träder, Karl Marx en Ernst Pepping, allen vertegenwoordigers van een vernieuwende Duitse koorstijl. Van hen erfde hij de voeling voor het lineaire denken. De polyfone wens om iedere stem een gelijkwaardig en boeiend melodisch verloop mee te geven, wordt mooi geïllustreerd in zijn vroege koorwerk Ende want God over alles es (1962).

Het aantal pagina’s koorliteratuur dat Raymond Schroyens tot nu toe afleverde, is indrukwekkend en helemaal niet gebaat met een louter aanhalen van enkele algemeenheden. Desalniettemin kan een exemplarische lezing van enkele composities naast de grote stilistische en muzikale diversiteit en waarde van elk werk op zich, ook een aantal karakteristieken van het grote oeuvre duidelijk maken. Tussen 1963 en 1965 ontstond Three canticles, een compositie voor 4 tot 6 stemmig gemengd koor a capella. Primair voor deze cyclus van drie koorgezangen, maar ook voor alle koorwerken die zullen volgen, is Schroyens’ bekommernis om een correcte behandeling van het woordaccent. Een beklemtoonde lettergreep zal ook muzikaal onderstreept worden. Dit heeft consequenties en niet het minst op het metrum van een compositie. Het metrisch accent wordt immers bepaald door de tekst, wat bijgevolg de maatstrepen slechts tot een hulpmiddel maakt. Concreet betekent dit veel maatwisselingen. Als we naar het tweede gezang binnen de Three canticles kijken, A voice in Rama was heard, zien we dat een vrij polyfoon weefsel kan resulteren in het simultaan aanwenden van een verschillende maatsoort per stem. In Six Dickinson Miniatures, een 4 stemmige compositie geschreven tussen 1980 en 1983, gaat Raymond Schroyens de maatcijfers zelfs volledig weglaten om aldus een gefixeerde slag te voorkomen. Dit heeft als gevolg dat de textuur veel eenvormiger overkomt dan deze van Three canticles. De zes zettingen van Six Dickinson Miniatures zijn overwegend homofoon en homoritmisch getoonzet. Toch weet de componist regelmatig variatie te brengen binnen de gebruikte textuur door stemmen per twee (vaak sopraan/alt en tenor/bas) een eigen melodisch verloop in aangehouden parallelle toonafstanden te laten zingen of door een afwisseling tussen eenstemmig/meerstemmig. Three canticles daarentegen blinkt inzake textuurbehandeling uit in diversiteit, met canonische passages, imitaties, vrije polyfonie, homofonie, homo- en polyritmiek. In Songs at midnight uit 1994 gaat Schroyens eerder de algemene tekstinhoud verklanken, dan zich te bezondigen aan een overdaad aan woordschildering. Een melodie kan organisch gevormd worden door het laten evolueren van een klein motief tot een grote melodische gedachte, zoals het begin van het Spring song at midnight uit Songs at midnight. In zijn melodieën is hij uiterst spaarzaam met melismen en overweegt een syllabische toonzetting. Hij is zich ook ten volle bewust van wat een stem kan en hoe een koor klinken moet.

Harmonisch schrijft Raymond Schroyens in een vrije tonaliteit, die enerzijds afgeleid is van de oude kerkmodi en anderzijds verrijkt is met welgekozen dissonanten. In Nunc dimittis (1978) bijvoorbeeld, is de band met de kerktoonaarden expliciet door flarden die refereren aan gregoriaanse melodieën. The Lord’s Prayer, het eerste deel uit Three canticles, baadt in een sfeer die flirt met de frygische modus op sol. Anderzijds is de expressionistische toonspraak uit Autumn song at midnight uit Songs at midnight door zijn vele dissonanten bij momenten heel wrang, de gure herfstnachten indachtig. Een combinatie van de parallelle stemvoering in alle stemmen van een stuk zorgt vaak voor harmonische mixturen.

In het begin van zijn componistenloopbaan schreef Raymond Schroyens heel wat bewerkingen voor zangstem en instrumenten of piano. Vaak gaat het hier om zettingen van volksliederen waar de volksmelodie behouden blijft en een pianobegeleiding in vrije tonaliteit is bij gecomponeerd. In zijn liedcyclus De la lumière aux ténèbres (1994) voor bariton en piano op teksten van Emile Verhaeren, laat Schroyens een ingenieuzere constructie zien. Zowel zangstem als piano verwoorden muzikaal de tekstinhoud of vertolken de algemene sfeer van het gedicht. Het solistisch gebruik van een stem verleidt de componist tot moeilijkere melodische lijnen dan in zijn koorpartituren. De verscheidenheid aan melodieën en gedachten die hierdoor ontstaat, krijgt over de drie liederen heen een structurele eenheid door de specifieke behandeling van de pianopartij. In alle delen van de compositie keert in de piano zowel een suprapositie van twee dissonerende drieklanken, als een mixtuurprogressie van een drieklank en een kwartenopeenstapeling terug.

Vocale werken kunnen bij Raymond Schroyens niet gezien worden los van de tekst. Tekst bepaalt melodie, structuur en toon. De keuze van de teksten is echter tekenend voor de persoon van de toondichter. In vigiliam (1993), Crépuscule (1993), Meditatio (2000), I saw seven angels (2001), Euangelion (1994/2002) zijn stuk voor stuk composities met een tekstuele en muzikale diepzinnigheid, die de existentie van de kunstenaar in al zijn bewondering en verrukking, maar ook in al zijn verwarring gestalte geven.

Waar een tekst vaak expliciet uiting kan geven aan de gevoelens of de fantasiebeelden van de componist, gaat Raymond Schroyens een bepaald instrument vaak een impliciete verwijzing toeschrijven. Zo verwijzen bijvoorbeeld blokfluit en cello in het grootschalige werk voor instrumenten, gemengd koor en sopraansolo In vigiliam, respectievelijk naar de oudtestamentische figuren David en Salomo. In veel instrumentale werken staat een citaat of is een thema verwerkt dat afgeleid is uit de letters van een tekstueel gegeven. In Thinking of July the 4th voor orgel uit 1989 brengt de componist en organist Schroyens o.a. hulde aan zijn leermeester Flor Peeters door de vier letters uit zijn voornaam te koppelen aan toonhoogten (Fa La Do Re).

 

Werklijst

Instrumentale werken: Pianosonate (1964); Sonata da Camera voor blokfluitkwartet (1964); Three birthday presents for Daniël voor piano (1972-1975); Aureolen voor groot koperensemble en slagwerk (1974); Thinking of July the 4th voor orgel (1989); Divertimento Acacia floreat voor houtblazerstrio (1990); Templum voor koperkwintet (1991); Stars in Zenith for Alleine piano (1994); Halt im Gedächtnis concertrondo voor klavecimbel (1995); Eleusis voor altsaxofoon en piano (1996-1999); El pasado termina manãna voor gitaar (1997); Al di la del Sonno voor strijkorkest (1997); Dispuut voor twee violen (1997); De nacht noemt vele namen voor piano (2000)

Koorwerken: Adagio Triptiek voor 4-5st a capella (1961-63-65); Three Canticles voor 4-6st. a capella (1963-65); Six Dickinson Miniatures voor 4st. a capella (1980-83); Pentalpha voor 4-6st. a capella (1983); Penelopee voor 4-6st. a capella (1992); Les Muses Gaillardes voor 4-8st. a capella en sopraan solo ad libitum (1992); Crépuscule voor 4-7st. a capella en celesta ad libitum (1992); Liederen van Stilte voor 4-5-6st. a capella en koorsopraansolo (1993); Emed voor solosopraan, twee gemengde koren en klein ensemble (1993); In vigiliam, voor sopraansolo, gemengd koor, blokfluit, cello en orgel (1993); Gemini voor 4st. a capella of dubbelkorig 8st. ad libitum (1994); Kers(t)entijd, 3 gelijke st. (1996); Songs at Midnight voor 4st. a capella (1994); Van Hooftse Minne voor TTBB a capella (1994); An All Scottish Ride voor 4-8st. a capella (1994); In Flanders Fields voor 6st. a capella (1995); My Madonna, She Walks in Beauty voor TTBB a capella (1995); Credo voor 4st. a capella (1995); Vocalisen voor 4st. en piano (1996); Uwt Herten Minne voor SSA en celesta (1997); Veni Dilecte Mi voor SSAA a capella (1998); Testimonium voor TTBB a capella (1998); Kleine Bouwtriptiek voor 4 gelijke mannenstemmen a capella (1998); Beobachtung voor 4-6st., sopraan-en baritonsolo en piano (1999); Winterwijding voor 4-8st. solokwartet, spreekstem, harp en celesta (2000); I Saw Seven Angels voor 4st., hoorn en trombone (2001)

Liederen: De la Lumière aux Ténèbres voor bariton en piano (1994); Vijf Vlaamse Volksliederen voor middenstem en piano (1957/1995); Taillé dans le granit voor middenstem en piano (2004)

 

Discografie

– TUSSEN EBBE EN VLOED (Beauvarletkoor o.l.v. I.Thevelein), B 5598
– NOG KLAARDER DAN DE ZONNE (Capella Vocale Teneranmundae o.l.v. Marc Goossen), Anz 20.003
– KOOR IETS ANDERS (Kalliope o.l.v. Sabine Haenebalcke), 1295306
– M’N ZIEL IS LOUTER KLANKEN (Aarschots jeugdkoor o.l.v. Frans Breugelmans), AJK 5659
– 20 JAAR KOORLEVEN IN VLAANDEREN (BRTN-koor o.l.v. Vic Nees), CD 1536
– ONS EIGEN LIED (Cohe-koor-Orfeo en eigenwijs o.l.v. Paul Thijs), PT 5626 A

 

 

© MATRIX
Teksten van Ruben Bruneel
Laatste aanpassingen: 2007