VAN EYCKEN Stefan (1975)

Stefan Van Eycken studeerde musicologie aan de K.U.Leuven en volgde zomercursussen in Engelse literatuur aan de universiteit van Edinburgh en compositie in Avignon (met Marco Stroppa). In 1997 trok hij terug naar Edinburgh om aan het departement musicologie een doctoraat over het werk van Brian Ferneyhough te ondernemen. Hij doceerde daar ook analyse en esthetiek van hedendaagse muziek. In oktober 2000 verhuisde hij naar Tokyo met een Japan Foundation Fellowship voor een jaar, om als onderzoeker aan het Kunitachi College of Music aan een boek over de muziek van Yuji Takahashi te werken. Tegelijkertijd was hij de eerste recipiënt van een Fellowship bij het Ictus ensemble. Het meest intensieve samenwerkingsverband in zijn thuisland is zonder twijfel dat met Champ d’Action. Hij woont en werkt nog steeds in Tokyo, waar hij nauwe contacten heeft met exponenten van de geïmproviseerde en traditionele muziek (gagaku e.a.). Sinds 2005 geeft hij les aan een “senior high school” in het westen van de stad. 

 

Werkbespreking 

De muziek van Stefan Van Eycken is duidelijk pas ontstaan na reflectie over de basis van muziek, wat muziek concreet is en wat ervoor zorgt dat we van muziek spreken. Hij neemt een weloverwogen standpunt in de muziekesthetica in door niet de partituur als uitgangspunt van muziek te beschouwen, niet de toonhoogtes en de “klassieke” gekwantificeerde relaties die tot compositie leiden, maar wel wat waargenomen wordt, met name “klank”, en wat deze klank teweeg brengt, met name “beweging”.  In westerse muziek is door de eeuwen heen namelijk een canon gevormd van wat bruikbare, uniforme, en controleerbare klanken zijn, en welke klanken “marginaal” zijn. Hierbij is vooral de speeltechnische evolutie van de instrumenten van belang, die er vooral op gericht is – bijvoorbeeld door het toevoegen van een klep aan de hobo – om meer “bruikbare” klanken te krijgen, of meer speeltechnische mogelijkheden, maar tevens wordt daardoor het niet-geprivilegieerde uitgebreid.  In de nieuwe muziek wordt zowat door iedereen wel naar nieuwe klankspectra gezocht, dus wat voegt Stefan Van Eycken hier dan aan toe?  Heel vaak blijkt hedendaagse muziek erop gericht te zijn de extremen te exploreren van wat voorafgegaan is, zo ook dus met klankproductie, naar het motto “gegeven: x; veronderstel x+1”, zoals Richard Toop stelde. Hierbij is dit gegeven x de muzikale traditie, die bij velen wel nog steeds als basis te beschouwen is, maar dan tot het uiterste gedreven wordt. Een muziekesthetica van steeds overtreffen is niet waar het voor Van Eycken om gaat, want bij de opbouw van de canon van klanken zijn heel wat “afvalproducten” links blijven liggen. Heel vaak gaat dit gepaard met de mogelijkheden tot controle, beter: de zogenaamde beperkingen op vlak van het oncontroleerbare van een instrument. Dit betekent echter weer niet dat hij bewust zoekt naar marginale, of beter gezegd: gemarginaliseerde klanken, want klank is wat “is”, iedere klank “is”, maar het is de geschiedenis die bepaalde wat “goed”, wat “bruikbaar”, wat “mooi” is.

In het werk Twilight Enclosures voor hobo en piano gaat hij zo te werk, dat het “instrument” hobo als het ware niet meer aan de daarmee onmiddellijk gepaard gaande klankvoorstelling gekoppeld kan worden. Met een andere, ongewone bediening van de kleppen (die overigens volledig in de partituur uitgeschreven staat) wordt het timbre op een dusdanige manier gedeconstrueerd, dat hij een totaal nieuwe kant van het instrument laat horen: vaak heel diffuse tonen die uit de canon van “mooie”, controleerbare, stabiele klanken gevallen zijn. De nieuwe klank die hierbij geproduceerd wordt, poogt de componist tussen “homogenisering” en “marginalisering” een voldoende zelfstandigheid mee te geven als klankkwaliteit.  De gradatie van de afwijking van wat de standaard hoboklank zou moeten zijn, wordt in de partituur, naast vingerzettingen, aangegeven met cijfers van 0-5, in stijgende afwijkingsgraad. Vaak zullen dergelijke aanwijzingen in zijn partituren gegeven worden, maar nooit hebben die de bedoeling de uitvoerder in de boeien te slaan, integendeel: vermits deze klanken vaak uiterst moeilijk te controleren zijn in tegenstelling tot de kwantificeerbare (do is do), moet de uitvoerder erg goed contact houden tussen oren, mond en vingers.  Ook op pianistiek vlak worden de grenzen van de klank afgetast, waarbij ook hier de relatie klank-techniek centraal staat. Naast de hoge eisen die aan het gebruik van het pedaal gesteld worden, wordt ook de piano-eigen techniek “doppio scappamento”, waarbij de hamer de snaar aanslaat en in een tweede fase boven (onder bij vleugelpiano’s) de snaar blijft hangen, in Twilight Enclosures ontweken door de toets uitermate zacht in te duwen, tot een bepaalde weerstand gevoeld wordt, en daarna subtiel door te drukken zodat de hamer de snaar niet aanslaat, maar aanraakt. De bedoeling hiervan is de traditionele pianoklank, gekenmerkt door aanslag en verdwijnen in het niets, te verruimen door te focussen op de “decay” van de klank. Zoals Morton Feldman het stelde, horen we bij de meeste pianomuziek slechts de aanslag, maar bij het ontwijken van deze aanslag wordt de klank “sourceless”.

Deze manier van omspringen met klank ligt ook aan de basis van het werk voor piano en 5 e-bows Supplement. Bij dit werk komen nog twee andere centrale aspecten van Stefan Van Eyckens muziek kijken: het zoeken naar een eigen omgang met elektronica en techniek, en zijn zin voor improvisatie. Op vlak van techniek dient een ruime opvatting met betrekking tot dit begrip aangewend te worden, vermits techniek alles inhoudt wat muziek mogelijk maakt: van papier, over techniek van het instrument, tot elektronica. Zo ook met elektronica: hij zoekt naar een intieme relatie tussen elektronica en het skeleto-motorische, in tegenstelling tot wat gebeurt bij “karaoke”-elektronica, digestieve elektronica (waar een muzikale input een elektronische verwerking ondergaat) of cosmetische elektronica. De 5 e-bows zijn in dit verband een uitstekend voorbeeld: een tweede “speler” plaatst de e-bows op de snaren van de piano, en ver-plaatst die ook. Deze rusten op twee snaren, en een derde, middelste snaar wordt elektromagnetisch tot klinken gebracht indien deze niet gedempt is. Tevens is de klank die hieruit resulteert in directheid en duur te manipuleren door de variabele nabijheid van de e-bow bij de snaar (harder drukken geeft vlugger een klank dan wanneer de e-bow er gewoon los op ligt). Hierdoor komen de elektronische middelen in rechtstreeks contact met de uitvoerder die ze daadwerkelijk “bedient”. En ook de pianist, die toetsen en pedaal bedient, staat in rechtstreeks contact met de e-bows aangezien de snaren waarop deze rusten niet gebruikt kunnen worden (aangezien er een object, namelijk de e-bow, op ligt).  Het directe contact tussen uitvoerders en de elektronica uit zich ook in de improvisatie, waarin Stefan Van Eycken, naast andere muzikale bereiken (zoals de JPop, filmmuziek en Japanse Popmuziek) geïnteresseerd is. In het midden van Supplement is een soort scherzo geplaatst, waarbij overigens de traditionele muzieknotatie wegvalt. Hier worden de 5 e-bows op snaren geplaatst die de pianist al spelend dient op te sporen: indien hij een snaar aanslaat waarop een e-bow rust, zal deze een doffe, metaalachtige klank geven (wat dus betekent dat hij fout zit maar tegelijkertijd een hint geeft van waar een snaar zou kunnen “ge-e-bowd” zijn, namelijk een halve toon hoger of lager). Het eindresultaat van dit Scherzo moet dus een feilloos samenspel worden van piano en e-bows.  Aan de basis van Supplement ligt ook een multimediaal concept, waarbij naar de prioriteit van filmmuziek gepeild wordt, die al te vaak als begeleiding van de film opgevat wordt. Hoewel de film Trains de plaisir van Henry Storck vroeger ontstaan is dan de muziek (1930), is het toch de bedoeling van de componist om met behulp van een derde artiest voor fade-in en fade-outeffecten de film tot begeleiding bij de muziek te maken, zonder evenwel het cartooneffect te bekomen dat de beelden letterlijk bij de muziek aansluiten – of was het nu de muziek bij de beelden? Wat is Supplement van wat?

Het reeds aangehaalde, maar niet verder uitgewerkte aspect van interactie tussen het skeleto-motorische (wat aan de muziek voorafgaat en de muziek tot stand brengt) en het gehoor (of de muzikale realiteit die voortgebracht wordt) is het uitgangspunt voor de compositie White River Dream Song voor basfluit, contrabasklarinet, elektrische gitaar, cello, piano, slagwerk en electronics (2001). De aanzet tot deze compositie is de opvoering van Luminous van de choreograaf Saburo Teshigawara, waarbij uitgegaan werd van de relatie beweging – licht, en hoe lichamen zich binnen het licht profileren. Deze interactie van lichamen binnen een ruimte, die gestalte krijgen door licht, leunt zeer nauw aan bij de intieme relatie beweging – klank die door Van Eycken beoogd wordt. Tevens wordt hiermee het grijpbare, het kwantificeerbare en controleerbare vervangen door het dromerige, het onstabiele en het metaforische, wat op onze cognitieve waarneming inwerkt (zie theorieën van Lackoff, Johnson en Derrida). 

 

Werklijst 

Orkest: Architectures of Reassurance (pan shot) (2003)

Ensemble: Blinded Alleys voor klarinet, trombone, elektrische gitaar en live-electronics (1997-98); As if you ever knew what it was, taking you down the line voor 9 instrumenten (1999); Memory Theatre (1999-2000); Drie stukken voor ensemble (1: fluit, cello, contrabas en live-electronics; 2: bastuba of fagot, altviool, percussie en electronics; 3: stem, altsax, klarinet, trombone); Light Rhythms voor 10 instrumenten (2000); Muziek voor de stomme film van Francis Bruguiere (1928); Twilight Enclosures voor hobo en piano (2000-01) [bestaat ook in herwerking voor hobo en 5 instrumenten]; White River Dream Song voor 6 instrumenten met electronics (2001); cover[2] voor 5 instrumenten (2002); if you face it voor 8 instrumenten (2002); solo-Igor voor elektrische gitaar met fernandes sustainer en 2 basklarinetten (2003); Republics of Reality voor 12 instrumenten (2003); (Just like) starting over voor fluit, klarinet, viool, cello en piano (2003); A feeling of something happening voor vijf musici (2003); Histories of Nearness and Touch voor twee basklarinetten, 4 elektrische basgitaren (met e-bows) en elektrische sustainergitaar (2004); Techno Park (after closing time) voor 8 instrumenten en electronics (2004); Clear voor tenorblokfluit (en sopraninoblokfluit ad lib), elektrische sustainergitaar en contrabas (2006); Revenant voor vijf ‘moderne’ instrumenten (fluit, hobo, viool, cello en prepared piano – A = 440 Hz) en vijf “historische” instrumenten (traverso, hautbois, viool, cello en pianoforte – A = 430 Hz) (2006); In defence of the wind beneath the door (2008); Far as we go: a stone for jack rose (2010); As if you ever knew what it was, taking you down the line voor 9 instrumenten

Solo: Campo minato voor piano solo (1997); Leaving voor gitaar (1998-99); cover[1] voor elektrische flugelhoorn en 3 cd-spelers (2001); Supplement (…tinfoil tiaras…) voor piano met 5 e-bows (kan uitgevoerd worden met de film Trains de plaisir van Henri Storck) (2002) 

 

Bibliografie 

– S. VAN EYCKEN, Il fiume del tempo passava…: een traject doorheen het oeuvre van Luc Brewaeys, Vlaanderen 47 (4), 1998, p. 193-202
– K. VAN DEN BUYS, Muziek zonder grenzen, in Muziek en Woord 27 (326), 2001, p.12-13
– M. DELAERE, De structuur van het muziekleven in België, in Een muziekgeschiedenis der Nederlanden, uitg. door L. GRIJP, Amsterdam, 2001
– Tom Pauwels en Arditti Quartet creëren nieuw elektrisch gitaarkwintet van Stefan Van Eycken, in Oorgetuige, 2008. 

 

Discografie 

– As if you ever knew what it was, taking you down the line (Serenata Forlana), Edition Compusic
– Scrapes Series, EDCO
– Campo Minato (Jan Michiels), Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant 2000 en Radio 3
– Archive Series n° 02 – Techno Park. Champ d’Action, 2004, CA 02
– White River Dream Song (op cd Vlaamse Hedendaagse Muziek, Muziekcentrum Vlaanderen)
– If you face it (op cd Transit Festival – World Premieres 2000-2003) 

 

Links 

http://www.champdaction.be/nl/stefan-van-eycken/
http://www.quatuorbozzini.ca/bio.e/vaneycken_st.php 

 

 

© MATRIX
Teksten van Bob Dubois en Katherina Lindekens
Laatste aanpassingen: 2008