BONDUE Yves (1966)

Yves Bondue, geboren te Ieper, is kleuteronderwijzer van opleiding en volledig autodidact als componist. Daarnaast is hij ook theatermaker en schrijver. Muziek en didactiek combineert hij dan ook in liedbundels en verhalen voor kinderen, wat echter niet het leeuwendeel van zijn bezigheden als componist inneemt. Hij is zowat in alle genres actief, gaande van vocale werken, kamermuziek en pianocomposities tot theatermuziek, kameropera (Gemeenschap op libretto van Wim Dewulf, naar Franz Kafka uit 1998) en musicalmuziek. Hij werkte in binnen- en buitenland op vraag van diverse vooraanstaande muziekensembles en koren, theater- en dansgezelschappen, muziekacademies en kunstencentra. Tevens componeerde hij in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap en Jeugd en Muziek VZW, en deden ook verschillende cultuurcentra, steden en provinciebesturen beroep op Bondue om muzikale werken te schrijven. Daarnaast werkte hij ten dienste van onder meer Anno’O2, Limelight, Polydans, stichting Logos, de VRT-radio. Sinds 1991 is hij nauw betrokken bij de werking van verschillende theatermakers als componist, improvisator en uitvoerend acteur-musicus. Sinds 1998 heeft hij zijn eigen productiehuis Cie de OorSprong en is hij daarenboven gastdocent aan meerdere hogescholen voor drama, muziek en muziekdrama. Voor zijn kamermuziek ontving hij verschillende prijzen, waaronder de SABAM-prijs van de Belgische Artistieke Promotie in 2000 en de Compositieprijs van De Provincie West-Vlaanderen in 2003. Vanaf datzelfde jaar tot en met 2020 schreef Bondue – op enkele uitzonderingen na – echter geen hedendaagse klassieke muziek meer. Hij begon zich sindsdien immers meer te focussen op Nederlandstalige kleinkunst en pop, waarmee hij een breder publiek wist te bereiken. Zo toerde hij onder andere met zijn projecten ‘Le Vélo Vert’ en ‘Boom’n Van De Weireld’ door Vlaanderen en speelde hij zelfs meermaals op Dranouter Festival. In 2021 begon hij opnieuw met de compositie van hedendaagse klassieke muziek, wat dan ook resulteerde in Yellow Blue voor strijkkwartet (2021) en het postmodern-dodecafonische werk Opus 55 for piano solo (2022).

Werkbespreking

Yves Bondue begon circa 1987 als autodidactisch componist met het schrijven van veeleer kleinschalige werken, zoals Cinq Chansons, Zes spelen en interacties, Antiphon, en Toeval en inertie voor klarinet en piano. In deze periode, tot midden de jaren ’90, gaat hij op zoek naar een eigen muzikale taal, die hij rond 1994-95 meent gevonden en in Vier ruïnes geconsolideerd te hebben. Vanaf Isolectio en Vier ruïnes tracht Yves Bondue grotere structuren te vormen en is hij meer geïnteresseerd in grote muzikale architecturen. Uit dit streven naar organisatie resulteren ook een grote theatermuziekproductie vanaf ca. 1994 en zijn eerste orkestwerken (Bedreigde stad uit 1994).

Ondanks het feit dat hij niet binnen een bepaalde muzikale traditie opgeleid werd, is de muziek van Yves Bondue duidelijk van traditionele compositietechnieken doordrongen. De sporen van technieken zoals contrapunt, en systemen als tonaliteit en dodecafonie zijn duidelijk aanwezig. Deze systemen en technieken worden echter niet als systeem in se benut, maar vormen veeleer aanknopingspunten die de componist een waaier aan mogelijkheden bieden. Ook op het vlak van instrumentatie worden traditie en vernieuwing gecombineerd door traditionele bezettingen, verrijkt met andere instrumenten. Vaak maakt hij hierbij gebruik van  instrumenten die niet tot de West-Europese standaard behoren, zoals de citer, de Chinese fluit en de hurdy-gurdy in zijn klanklandschappen-theaters Irish Whiskey (1994) en Black Cat and POEtry (1997).

Tonaliteit is één van de muzikale aspecten die Yves Bondue benut bij de combinatie van traditie en moderniteit. Vaak worden uitgesproken tonale regionen tegenover elkaar geplaatst (zoals bij het begin van Isolectio, waarbij een duidelijke g-klein-tonaliteit geïnsinueerd wordt). Door de afwezigheid van tonale functionaliteit kan van “tonaliteit” als systeem geen sprake zijn. Tonale wendingen en drieklanken worden door de componist niet geschuwd, vermits ook deze afwijzende houding tot dogmatisme leidt. Geheel daartegenover bemerken we ook passages die los van een tonale context op klank focussen (door middel van clusters of quasi-toonloze passages zoals in Trisagion). Het hele kamermuzikale oeuvre is alvast van deze ambigue harmonische positie doordrongen.

Op motivisch vlak zijn vooral invloeden van repetitieve muziek sterk aanwezig in de werken van Bondue, waarbij een bepaald muzikaal gegeven (een motief, een ritme, of een combinatie van beide) steeds wordt herhaald en in stemvoering zodanig verschoven wordt dat de muziek op simultaan vlak, in zijn samenklanken, toch aan verandering onderhevig is. Reeds in een vroeg werk als Vier ruïnes voor viool, cello en piano (1995) zijn herhaling en minimalisme structurele principes. Zo bestaat deze compositie uit vier delen, gebaseerd op een vast motief dat voortdurend herhaald wordt. Het muzikaal materiaal van dit motief wordt echter in elk deel zodanig afgebouwd, dat op het einde enkel nog de kern ervan overblijft – zoals bij een ruïne, waarvan na verloop van eeuwen het ornament verdwenen is en alleen de fundamenten nog te zien zijn. In het laatste deel, bijvoorbeeld, waar het gehele trio samen speelt, ligt in de pianopartij een  herhaald twaalftonig thema. Dit thema wordt vervolgens steeds verder afgebroken, “geruïneerd”, tot er uiteindelijk nog maar één toon overblijft (es). Ook in alle drie de delen van het eerste klarinetkwartet Tussen stof en oud hout zijn er continu repetitieve processen aanwezig. Het duidelijkst bemerken we dit in het eerste deel, dat nagenoeg volledig op herhaling gebaseerd is – op de glissando-passage in het midden na. In de basklarinet blijft het repetitieve beperkt tot een eentonig motief dat, door zijn structuur die niet met de 4/4-maatsoort strookt, steeds binnen de maat verschuift. De drie klarinetpartijen verdelen dan weer materiaal dat bestaat uit repetitieve zestiendenfiguren, kwintooltirades en een pregnant motief met grote sprongen. Door steeds de rusten te verlengen of te verkorten tussen de herhaalde motieven is er wel degelijk verandering waarneembaar, maar het materiaal zelf blijft onveranderd. In het tweede deel van dit kwartet, Nocturne (“ce qu’on entend dans la nuit”), wordt het repetitieve principe (dat echter niet consequent als principe doorgevoerd wordt) gecombineerd met de voorkeur van de componist voor uitgesponnen cantilenes. Terwijl het herhaalde materiaal hier terug te vinden is in de binnenstemmen, bevindt de cantilene zich in de eerste klarinet en in de basklarinet. Ten slotte kan ook Yellow Blue uit 2021 vermeld worden als voorbeeld van een werk dat gebruik maakt van een terugkerend motief. Bondue vertrekt hier namelijk vanuit een zestonig melodisch thema, dat meteen door de cello en de altviool gepresenteerd wordt aan het begin van de eerste maat. Dit thema en haar typerende intervallen vormen de basis van de compositie en worden dan ook voortdurend – al dan niet gevarieerd – herhaald. Net zoals bij Vier ruïnes blijft er aan het einde echter weinig van dit motief over en verliest het haar herkenbaarheid naarmate het werk vordert.

De muziek van Yves Bondue wordt tevens gekenmerkt door haar grote diversiteit in metriek en ritmiek. Ook hierbij speelt herhaling een grote rol, indien een ritmisch gegeven als uitgangspunt genomen wordt. Zo vinden we bij Yellow Blue een tempowisseling in maat 36, waarna de focus meer op het ritme komt te liggen en er een herhaald patroon, bestaande uit vier zestienden en een achtste, verschijnt. Net zoals bij het melodische motief het geval was, wordt ook dit ritmische motief stap voor stap afgebroken totdat er aan het einde slechts twee zestienden resteren. Er zijn echter ook momenten in deze compositie waarop er meer beweeglijke, gesyncopeerde ritmes op de voorgrond treden, waardoor de muziek dan weer wat folkloristisch aandoet. Dit folkloristische karakter is af en toe ook terug te vinden in andere werken. Zo zijn er bijvoorbeeld in Parabolus in Musica voor 2 accordeons en basklarinet vele levendige ritmes en metrumverschuivingen te bespeuren. Net zoals bij de harmonie, zijn ook deze verschuivingen niet tot een principe uitgewerkt. Heel vaak worden de levendige, stuwende delen onderbroken door het stilleggen van het lineaire proces, waarbij op de klank zelf gefocust wordt. De hele openingspassage van Parabolus in Musica ontstaat uit liggende tonen die zich slechts stuk voor stuk ritmisch ontplooien. Ook in Trisagion voor klarinet en piano wordt gewerkt met onderbrekingen van het lineaire tijdsverloop.Daarnaast maakt Bondue hier gebruik van toeval – zonder evenwel volledig naar aleatorische muziek te neigen. Zo worden er in de pianopartij akkoorden bovenop clusters geplaatst in een uiterst stille dynamiek, terwijl de klarinet vanuit een geluidloze situatie, waarbij het riet niet mag trillen, opnieuw overgaat op hoorbare trillerfiguren. De hierbij te spelen noten zijn slechts bij benadering bepaald. Trisagion is door haar grote variatie in karakter en schrijfwijze een zeer gedifferentieerd werk. Aanvankelijk uit dit zich in homofone zettingen, waarna er wordt afgewisseld tussen stillegging van het muzikale proces, een scherzo-achtig middendeel en tenslotte een uiterst vloeiend slotdeel. Dit laatste vertoont veel gelijkenissen met Parabolus in Musica door de canonische technieken die Bondue hanteert.

Naast de Bartokiaanse levendigheid in zijn ritmiek, dragen verschillende ritmische lijnen ook vaak bij tot een contrapuntisch geheel, als een contrapunt van ritmes. In Isolectio vinden we na de inleiding (waarin zoals gezegd met drieklankmotieven gespeeld wordt) echter een passage met stuwende ritmiek in de onderstem (cello), waarboven in uniforme kwartnoten fugatische inzetten volgen. Hier gaat de componist bijgevolg omgekeerd te werk: in plaats van op ritmisch-contrapuntische lijnen, wordt hier met uniforme ritmiek op melodisch-contrapuntische lijnen gefocust. Net zoals bij andere aanwendingen van compositietechnieken uit systemen, wordt fuga ook hier niet als systeem in se uitgewerkt, maar louter als compositietechniek gebruikt.

 

Werklijst

Theater: Leonie van den Dyck (incidental music) voor 3 mannenstemmen, contrabas, citer, piano, speelgoed, voorwerpen (1993); Irish Whiskey (muzieklandschaptheater) voor viool, hurdy- gurdy, prepared piano, slagwerk (1994); Nueva Germania (incidental music) voor 8 stemmen, piano (1995); Black Cat and POEtry (muzieklandschaptheater) voor Chinese fluit, Chinese harp, viool, prepared piano, synthesizer, slagwerk (1997); De Hutkoffer (muziektheater voor kinderen) (1997); Masques Ostendaises (incidental music) voor mannenstem, viool, piano, accordeon (1998); Gemeenschap (kameropera, libretto van Wim Dewulf, naar Franz Kafka) (1998)

Musical: Oliver Twist (musical-muziekcompositie op libretto van Stijn Lernout) voor groot harmonieorkest, koor en solisten (2004); Aventurien (musical voor de basisschool, script en tekst door Heidi Walleghem) (2005)

Orkest: Bedreigde stad (op tekst van Paul van Ostaijen) voor strijkorkest, slagwerk en twee spreekstemmen (1994); Suite Normande voor klarinet, gitaar, viool, groot orkest (2001); Caleidophones voor viool en groot orkest (2001)

Kamermuziek: Tj’i voor fluit en piano (1991); Zoetjes en Zuurtjes voor viool en piano (1991); Toeval & Inertie voor klarinet en piano (1991); Over Wintering voor twee gitaren (1991); Oktober variaties voor viool / arrangement voor klavecimbel (1991); Le Nacre du Printemps voor twee gitaren (1992); Junkieverdriet voor sopraan en strijkkwartet (1993); Isolectio voor fluit, viool, altviool en cello (1996); Tussen stof en oud hout voor klarinet, viool, altviool, cello (1994); Klokhuis voor sopraanblokfluit (+ tenorblokfluit) en marimba (1994); Vier ruïnes voor viool, cello en piano (1995); Speel goed! Toy Story voor fluit (1999); REM (Rapid Ear Movements) voor viool, cello, en piano (1997); Parabolus in Musica voor basklarinet en 2 accordeons (1997); R.E.M. voor viool, cello en piano (1997); Licht voor strijkkwartet (1993-99); Magma voor viool, cello en piano (1999); Trisagion voor klarinet/trompet en piano (1999); Light voor strijkkwartet (1999); Klokhuis voor dwarsfluit en marimba (2000); Kwintet voor gitaar en strijkkwartet (2000); Kameleon voor fluit, klarinet, strijkkwartet, contrabas, 2 piano’s en xylofoon (2001); Fred & Friends voor fagot en piano (2001); Zabava voor 2 klarinetten, es-klarinet en basklarinet (2002); O.L.O.C. voor fluit en strijkkwartet (2003); Eeuwenhout voor klarinet en piano (2005); Five senses of birds voor piccolo en piano (2007); Zes spelen en interakties voor dwarsfluit, klarinet en fagot (s.d.); Yellow Blue voor strijkkwartet (2022)

Koor: Geronimo in het verband (cantate) voor gemengd koor en piano (1996)

Vocaal: Cinq Chansons (op tekst van Maurice Maeterlinck) voor sopraan, klarinet en piano (1994); Serenum Erit (op tekst van Guido Gezelle) voor sopraan, bes-klarinet (+ basklarinet) en piano (1999); Zolang de zon zingt voor 2 altos, klarinet, gitaar, viool en piano (2000-01); Boink Kadul voor stem, gitaar en CD (2001); Antiphon (op tekst van Hugo Claus) voor mezzosopraan, blokfluit en marimba (1996)

Piano: Bärenfang I (1989); Bärenfang II (1990); Zeven Haïkus (1990); In vitro Musica opus 22 (1993); Vijf Haîku’s (1994); Habanera (1994); Wals (1994); Clusters (1999); 7 haiku’s (2000); Etude n°2 (2004); Opus 55 voor piano solo (2021)

Orgel: Fatum Organa (2000)

 

Discografie

– Isolectio (Arco Baleno), Radio 3 R397001
– Parabolus in Musica (Arcus Trio), Mupro AC981107 L1
– Serenum Erit (Lotustrio), Phaedra
– Tussen Stof2 en oud hout, Trisagion (Ebony Clarinettenkwartet), Mupro AM010915 L1
– Zolang de zon zingt (To Milo, Trio Scarbo), Sjanteboetiek 2311
– Boink Kadul, Golden River Music
– Kameleon (Arco Baleno)
– Senses of Birds (Arco Baleno), CX 4026

 

Links

http://www.ciedeoorsprong.be

 

 

©MATRIX
Teksten van Bob Dubois, Catho Menten
Laatste aanpassingen: 2022