BUDAI Erika (1966)

Erika Budai werd geboren te Tienen op 12 augustus 1966. Ze studeerde piano aan het Lemmensinstituut te Leuven bij Levente Kende en behaalde er een eerste prijs notenleer. Vanaf 1990 studeerde zij aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel waar ze een eerste prijs harmonie behaalde, het pedagogisch getuigschrift voor harmonie, notenleer en muziekgeschiedenis, alsook het getuigschrift voor elektronische muziek en filmmuziek (bij W.C. Rothe). Haar schriftuuropleiding voltooide zij aan het Lemmensinstituut: contrapunt en fuga bij Ludo Claesen en compositie bij Piet Swerts. Dankzij een studiebeurs, uitgereikt door de A. Töpfer-Stiftung, kreeg zij de kans te Darmstadt te studeren. Zowel in 1992 als in 1993 werd zij laureaat van de compositiewedstrijd ‘Jonge Componisten’.

Momenteel heeft zij een 120-tal composities op haar naam staan, waarvan het merendeel voor koor. Ze realiseerde reeds heel wat werken in opdracht voor o.a. het Vlaams Radio Koor, het Festival van Vlaanderen en het Leuvens Universitair Koor. Ook in het lichtere genre schreef ze songs en arrangementen voor onder meer Jo Lemaire en Johan Verminnen. Erika Budai is tevens actief als koordirigente te Berlijn (Duitsland) en te Pontmain (Frankrijk), als jurylid van koorfestivals in binnen- en buitenland en docent harmonieleer en elementaire compositieleer aan het Stedelijk Conservatorium te Leuven.

 

Werkbespreking

Uit de werkenlijst van Erika Budai blijkt een duidelijke voorkeur voor het koormedium. In haar instrumentaal werk staan vooral de piano, dwarsfluit en strijkers centraal. In al haar muziek vindt ze een evenwicht tussen enerzijds homofoon uitgewerkte passages en anderzijds polyfone en imitatieve zettingen. Eén motivisch element kan soms een hele compositie gaan beheersen. In haar Strijkkwartet nr. 1 openen zowel het eerste als het tweede deel met eenzelfde melodisch gegeven, maar in een geheel andere context. De samenklanken zijn veel gedurfder dan in haar vocale werken. In heel dit strijkkwartet is nauwelijks een volmaakte drieklank of tonale relatie te bespeuren. Het betreft vooral vierklanken waarin kwarten (reine en vergrote) en secundes een bijzondere plaats innemen en waardoor dit strijkkwartet baadt in een Hongaars-Bartókiaanse sfeer.

In haar werken treffen we steeds een heldere structuur aan met een doorzichtige interne vormgeving. Langzame lyrische passages wisselen af met ritmisch stuwende constructies. De maatwisselingen en voorliefde voor onregelmatige maatsoorten (5/8, 7/8) getuigen opnieuw van haar Hongaarse roots. Een vaak gebruikte techniek is een continue ritmische onderstroom waarboven zich een thematische gestalte ontwikkelt. Zo vangt de piano in Mauve-ments aan met een ostinaat van zestienden waarboven de dwarsfluit een heldere, symmetrisch opgebouwde melodie presenteert in de heletoonsmodus. Vrij snel maakt dit ostinaat plaats voor een nieuw ostinaat van zestienden in de piano, maar in een duidelijk gearticuleerde 5/8-maat, opnieuw vergezeld van een nieuw melodisch gegeven. In maat 34 keert de aanvangsthematiek terug.

Haar werkenlijst voor koor is veel uitgebreider en omvat werken voor uiteenlopende bezetting: kinderkoor, vrouwen- of mannenkoor, vierstemmig gemengd koor en werken voor drie gelijke stemmen. Ze schreef zowel korte stukjes als meer uitgebreide cycli. De tekstkeuze is al even gevarieerd: zowel religieus als profaan, in het Nederlands, Hongaars, Engels, Duits en Latijn. Vaak schrijft zij haar teksten zelf.

We vinden dezelfde heldere vormgeving aan als in haar instrumentale werken. De samenklanken hebben een tonale oorsprong, maar worden vaak ‘bijgekleurd’ door o.a. alteraties, toegevoegde secundes en septiemen.

Voor de concrete uitwerking van een vocale compositie laat ze zich vooral inspireren door de inhoud van de tekst. Het glazen narrenschip is een cyclus rond negen gedichten van Paul van Ostaijen. De overkoepelende structuur is een brugvorm: het eerste deel is compositorisch gelijkaardig uitgewerkt als het laatste, het tweede als het voorlaatste, enz. Centraal staat Oude bekenden: een ritmisch uitgewerkt spreekkoor vol speciale effecten zoals glissandi, citaattechniek en “body percussion” (handen klappen, voeten stampen, met de vuist op de borst slaan). Het theatrale aspect speelt hier ook een rol: in de kooropstelling worden respectievelijk de hoge vrouwen- en mannenstemmen frontaal tegenover de lage geplaatst. Ze kijken steeds voor zich uit, behalve wanneer er gesproken wordt; dan richt men zich tot het publiek. In deze cyclus vinden we veel voorbeelden van klankschildering. Op “langs het hoogriet” vinden we een stijgende sprong, op “langs de laagwei” een dalende. “Kringetje” wordt weergegeven door een chromatisch cirkelende figuur. Ook citaten worden door de tekst ingegeven. Doorheen het derde deel (Onbeduidende Polka) worden fragmenten uit het volkslied Juffrouw wil je de polka leren geweven. Een kort Stille Nacht-fragment treffen we aan in het centrale deel op “het stalleke van Bethlehem” en in het zesde deel (Land mei) horen we op “mariamaand” het overbekende Maria-motief van Bernstein (f-b-c’).

Hoewel zowat overal in haar oeuvre aanwezig, vinden we vooral in werken op eigen tekst humoristische elementen terug. Haar tekst van Carolus Imperator is geschreven in het “keukenlatijn” en haar Chocolate Factory is één grote reclamestunt voor de Belgische chocolade-industrie. Sounds of earth is een cyclus rond het thema aarde, dat ze door middel van spirituele symboliek heeft geassocieerd met het oerritme. Het slagwerk speelt dan ook een belangrijke rol doorheen de acht liederen. Als solist koos zij een bas, die omwille van zijn diepe, donkere klankkleur bijdraagt tot het verklanken van het thema aarde. Het feit dat elk deel een verschillende kooropstelling vraagt, gebeurde niet zozeer vanuit visuele overwegingen, dan wel vanuit auditief-ruimtelijke intenties.

 

Werklijst

Instrumentale werken: Strijkkwartet nr. 1 (1996, revisie 2002); Mauve-ments voor dwarsfluit en piano (1997); Pianokwartet nr. 1 “Male Cocktail” (1998); Radio Klara voor orkest (2000); Excellentia voor piano (2000); Harpsichord voor harp (2004)

Elektronische werken: The secret garden (1991); Melancholic dream (1992); Space (1992)

Vocale werken: Missa Paschalis voor vierstemmig gemengd koor (1986); De bello Gallico voor drie- of vierstemmig koor (1990); The chocolate factory voor drie- of vierstemmig koor (1991); Psalm of the day voor vierstemmig herenkoor (2001); Het glazen narrenschip voor vierstemmig gemengd koor (2001); Opus Dei voor vierstemmig gemengd koor (2001); Mystica voor drie- tot zevenstemmig dameskoor (2002); Les sirènes voor driestemmig koor (2005)

Vocaal-instrumentale werken: Carolus Imperator voor vierstemmig koor en Orff-instrumentarium (1998); Stabat mater voor vierstemmig gemengd koor en strijkorkest of orgel (1999); Sounds of Earth voor bas solo, gemengd koor, piano en slagwerk (2003); Dichtermut voor stem en piano (2005)

 

Bibliografie

– M. CERNY, art. Erika Budai, in Stemband, jg.1/nr.3, Antwerpen, 2003
– M. CERNY, Erika Budai, een componiste, in de Bond, 17 oktober 2003
– M. LAMBRICHTS, art. Erika Budai in de kijker, in Aanzoemen, nr. 3, 1995

 

Discografie

– The chocolate factory (Kalliope o.l.v. Sabine Haenebalcke), 20 JAAR KOORLEVEN IN VLAANDEREN, Radio 3 1536, s.d.
– Pianokwartet nr. 1 “Male Cocktail” (Marcato pianokwartet), CONTEMPORARY FLEMISH COMPOSERS, René Gailly 87177, 2001
– Mosselen op zijn Brussels (Scala), KOOR VAN HET JAAR 1999-2000, Koorfederatie Vlaanderen ANZ 007, 2000

 

Uitgevers

De Notenboom (Kontich)
Euprint (Heverlee)
Koor en stem (Antwerpen)
Intrada (Heerenveen, NL)

 

Links

http://www.cantamabile.be/Erika_Budai.htm

 

©MATRIX
Teksten van Tom De Haes
Laatste aanpassingen: 2006