CLAESEN Ludo (1956)

Ludo Claesen werd geboren op 22 maart 1956 te Genk. Hij kreeg zijn opleiding aan het Lemmensinstituut te Leuven en het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen in de disciplines percussie, schriftuur, muziekpedagogie, compositie, koor- en orkestdirectie. Momenteel doceert Claesen schriftuur en orkestspel aan het Lemmensinstituut en koordirectie en koorzang aan het Conservatorium te Maastricht. Hij is een veelzijdig gastdirigent bij orkesten en koren in België, Nederland, Duitsland en Oekraïne terwijl hij zelf vaste dirigent is van ensembles uit Hasselt, Eupen en Maastricht. In de hoedanigheid van componist werd hij meerdere malen onderscheiden. Als waardering voor zijn inzet en zijn verdiensten voor de culturele uitstraling ontving hij tevens de prijs Het Gulden Spoor 1995 van de provincie Limburg, de Bisschoppelijke onderscheiding (2002) en de Silberne Kulturehrennnadel der Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens (2003). In 2006 werd zijn werk When most I wink bekroond met het “Diploma di Merito” op het “Torneo Internazionale di Musica, XII”.

 

Werkbespreking

Vanuit zijn opleiding als koordirigent en slagwerker kreeg Ludo Claesen een grote voorliefde zowel voor het vocale als voor het ritmische. Volgens Claesen zelf ontstaan zijn werken eigenlijk steeds vanuit een vocale gedachte. Voor hem is muziek een universele taal die iedereen kan aanspreken.

De vocale muziek heeft dan ook het grootste aandeel in zijn hele repertoire. Hieronder vinden we zowel a c apella werken (o.a. Rorate, Jubilate Deo), koorwerken met orgel of pianobegeleiding (o.a. Missa Prima, Missa Universum), koorwerken met kamerorkest (o.a. Salve Regina, Mijmeringen) als werken voor koor en symfonisch orkest (o.a. Psalmus 112, Missa pro Navitate Europae). Steeds terugkerende karakteristieken in het vocale werk zijn de grote aandacht voor de tekst en het ritme. Vaak past hij zelfs contrapunt toe op ritmische kerncellen. Zo krijgt elke partij haar eigen autonomie op melodisch en ritmisch vlak. Het eindresultaat is een doorbreken van het metrum maar steeds met een duidelijke pulsering op basis van het woordaccent. Hiermee gaat Claesen in al zijn religieuze werken terug naar de oorsprong ervan: het gregoriaans. Doel is om het woord en de muziek terug te verzoenen op basis van een juiste tekstaccentuatie. Naast tekstverstaanbaarheid hecht Claesen ook zeer veel belang aan de tekstexpressie. Psalmteksten vormen vaak het uitgangspunt omwille van hun expressieve mogelijkheden. Het meest representatieve voorbeeld voor zijn vocale religieuze muziek is de Psalmus 112 (1993) geschreven voor gemengd koor, koperkwintet, marimba en pauken. Het werk krijgt een grote eenheid door de wisselwerking van het vocale en het instrumentale. Het geheel doet archaïsch aan omwille van het gebruik van 3 modi, repetitieve elementen en spreekkoren. Het werk kan ingedeeld worden in drie eenheden waarbij de twee eerste tekstfragmenten (lofrede en zonsopgang) naar een climax toegroeien. Voor het derde deel maakt Claessen gebruik van de fuga. Het gebruik van deze compositievorm is hem ingegeven door de tekst (“Excelsus super omnes gentes Dominus”). Zoals de Heer verheven is boven het volk is de fuga “de” vorm bij uitstek om deze tekst muzikaal kracht bij te zetten. In heel dit werk fluctueert de algemene stemming tussen zekerheid en onzekerheid. Deze labiliteit komt harmonisch sterk tot uiting in de combinatie van oude modi (eolische, phrygische en lydische) of door regelmatig af te sluiten op een akkoord zonder grondtoon. Hiermee suggereert Claesen dat iedereen zijn geloof op een eigen manier moet invullen. De melodische beweging bestaat vaak uit secunden en kwintsprongen wat duidelijk refereert aan het gregoriaans. Psalmus 112 is vrij klassiek van vormgeving maar is vernieuwend wat betreft de orkestratie en de interactie tussen het vocale en het instrumentale. De marimba is hier eigenlijk een verlengstuk van de menselijke stem. Andere religieuze werken die archaïsch aandoen zijn Rorate (1995), Salve Regina (1996) en zijn Missa pro navitate Europae (1994). De basis van de eerste twee werken vormt hun respectievelijke gregoriaanse melodie die soms letterlijk geciteerd (aan het begin) of geparafraseerd wordt. De Missa pro navitate Europae (1994) is een concertmis voor koor, soli en orkest naar het voorbeeld van de Krönungsmesse van Mozart. Het Kyrie vertrekt vanuit archaïserende wendingen in litanie-stijl. Het hoofdthema is opgebouwd uit 6 tonen die symbool staan voor de zes landen waaraan de titel van dit werk refereert. In het doorgecomponeerde Gloria is er een wisselwerking tussen koor en orkest. Het Sanctus is zeer vinnig omwille van de 7/8 maat en de stuwende ritmiek. Een langzame inleiding in de cello leidt daarna het benedictus in dat zeer melodisch verdergaat. Het Agnus Dei is opgebouwd in een aba-structuur en ook hier primeert het melodische. In het Donna Nobis Pacem komt er een vraag naar vrede die muzikaal wordt uitgedrukt in het koor dat afwisselt met de 4 solisten die in koraalzetting zingen. Voor de cantate Ero Cras baseerde Claesen zich op de 7 zogenaamde O-antifonen die in het Magnificat van de liturgie tijdens de laatste adventsweek worden gezongen. Het werk vormt eigenlijk een verzameling van 7 cantates die elk op zichzelf staan maar qua stijl, toonspraak en structuur verwant zijn met elkaar. In de instrumentatie nemen naast de strijkersgroep en het orgel, de tam tam, althobo en vibrafoon een bijzondere en symbolische plaats in. De althobo staat voor de waardigheid van de boodschap, terwijl de vibrafoon het ongrijpbare representeert. Tonaliteit en modaliteit versmelten tot een kleurrijke en sfeervolle klankwereld met nu en dan toetsen van bitonaliteit en octotoniek. Ook de ritmische behandeling is gediversifieerd met enkele repetitieve tendensen, polyritmische structuren en onregelmatige maatsoorten. In de hoekdelen wordt vrije ritmiek, ontleend aan het gregoriaans, gecombineerd met een strikt afgelijnde metrische onderbouw. Binnen de transparante textuur is de individuele stemvoering met de grootste zorg uitgewerkt.

In zijn profane vocale werken gebruikt Claesen Franse en Nederlandse teksten en geeft hij de voorkeur aan kleinere bezettingen. Zo schreef hij een aantal liederen (o.a. Enige mijn, Ombre de mon amant) en twee werken voor kamerorkest en koor, beiden op tekst van Bouwdewijn Knevels. Ook de muziek is net zoals de poëzie doorzichtig en speels. Een mooi voorbeeld hiervan is het werk Ballade (1989) waarin veel repetitieve elementen opduiken die dicht aanleunen bij woorden (vb.hakkelen/declamatorisch) of tekstfragmenten (vb. ja als ze zingen/lyrisch).

In zijn kamermuziek zien we een heel grote verscheidenheid aan bezettingen met een grote voorkeur voor speciale timbrecombinaties en een groot aandeel voor het slagwerk. Een werk waarin hij alleen gebruik maakt van slagwerk is Exchange of Thoughts (1995). Zoals de mens alle dagen geconfronteerd wordt met verschillende gedachten die door zijn hoofd flitsen worden ritmische en melodische cellen motivisch verwerkt. Dit symfonisch principe (belang van orkestratie en motivische verwerking) verklaart dan ook de titel Symphonic description for percussion-orchestra. De rijke en gediversifieerde slagwerkbezetting is een ideaal medium om de ideeën van inbreuk, geweld, liefde en allerhande andere prikkels weer te geven. Een ander werk waarin het slagwerk een zeer voorname rol speelt is Impressions (1987) voor saxofoonkwintet en percussiesextet. Belangrijk in dit werk is de fantastische kleurencombinaties die mogelijk zijn tussen het saxofoonkwintet (S/A1en 2/T/Bar) en de zes slagwerkers die gebruik maken van marimba, buisklokken, klokkenspel, conga’s en klein slagwerk (o.a.tambourin). Zoals steeds krijgt het ritme heel veel aandacht. Vaak gaat het om contrasten maar af en toe vallen de accenten samen in beide families. Ook de verschillende onderdelen contrasteren zeer sterk tussen zeer levendige en uiterst ingetogen delen (vb.intimo e divoto). Deze tegenstelling blijft bewaard tot op het einde doordat na een zeer speels jazzfragment het werk definitief afsluit met een plechtig gedragen homofoon fragment. Een meer toegankelijk kamermuziekwerk is zijn saxofoonkwartet Quatre Miniatures (1997). Het is een suite die bestaat uit vier delen, elk met hun eigen thematiek. Het eerste deel is geschreven in een aba-vorm en bezit een zangerig middendeel. Daarna volgt een Rondesque met een melodie in de lydische modus; verder zijn er veel maatwisseling die zorgen voor een ritmische stuwing binnen de afwisseling strofe-refrein. Het derde deel is een Elegie in 3/4 maat en doet zeer impressionistisch aan. Het hoofdthema ligt in de sopraansax en wordt harmonisch door de overigen begeleid. Het werk sluit af met een Hongaarse dans waarin een opzwepend ritme de toon aangeeft. De harmonie in dit werk is vrij traditioneel. De Suite Ancienne (1996) voor strijkorkest en percussie staat in contrast met zijn eenvoudige werken. Dit werk kan als mooi voorbeeld beschouwd worden van zijn meest progressieve kamermuziekwerken. Toch merken we dat Claesen zijn eigen toonspraak naadloos verbindt met de traditie. Uiteindelijk komt hij dan tot een combinatie van het modale en het tonale. Het tonale wordt op zijn beurt nog uitgebreid door het spelen met majeur en mineurcombinaties. In de auditieve perceptie klinken deze verschillende combinaties steeds zeer logisch. Bovendien combineert hij deze persoonlijke harmonische taal vaak met oude technieken. In deze suite is dat bijvoorbeeld het geval door gebruikmaking van barokdansen in combinatie met een motorische ritmiek.

Zijn werk Fantasie voor orkest (1997) staat eigenlijk geheel afzonderlijk als het enige orkestwerk. Toch behoort het niet tot de abstracte symfonische muziek aangezien de componist zich baseerde op teksten van Wouter De Bruyne. Vandaar de ondertitel “vijf symfonische impressies” waaruit uiteindelijk toch weer de voorkeur van Claesen voor de combinatie van tekst en muziek blijkt.

 

Werklijst

Orkestmuziek: Fantasie voor orkest (1997); Eurode-Fantasy (2005)

Kamermuziek: Impressions voor saxofoonkwintet en percussiesextet (1987); Exchange of thoughts voor percussieorkest (1995); Suite Ancienne (1996); Quatre Miniatures voor saxofoonkwartet (1997)

Koormuziek: Maggiolata (1989); Jubilate Deo (1993); Rorate (1995); November (1998); The Community Singin’ (1996); Pro Musica (1999); Bekoorlijk (2000); Das Magische Wunder (2001)

Vocaal-Instrumentaal: Psalmus 112 (1993); Missa pro navitate Europae (1994); Salve Regina (1996); Mijmeringen (1998); Ombre de mon amant (1999); Enige mijn (1999); Missa Ave Virga Jesse (2003); Syntagma (2003); When most I wink (2004); Ero Cras (2007)

 

Bibliografie

– M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Nieuwe Muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998 – B. DE BAKKER, Het lied in de parochie, in Levende Kerk, mei 2002, p. 7-8
– K. DAMHOF, Ludo Claesen: universeel musicus, Allargando, mei 2003, p. 2-3-12
– J. VENKEN, Componist in de kijker, in Tijdschrift van de Koorfederatie Limburg, december 2002, p. 12-15

 

Discografie

– Four Miniatures, THE MAGNIFICENT SOUND OF THE CIRCLING SAXES (circling saxes), Phaedra CD/292.006
– Suite Ancienne (Convivium Musicum o.l.v. Jo Van Eetvelde), CMP (Made in Flanders IV) 1003
– Te Deum Laudamus (Camera Musica Mosana), NCRV CD/ 94604
– Moeder van de Heer, FLEMISH SACRED MUSIC, Aurophon Freiburg CD/ AU31481
– Konnichiwa akachan (St.Maartenskoor), Que passa records CD/ 93001
– Goed (Children and Youthchoir Den Haag), Dreaming CD CS003
– Breath of Life (Niko band o.l.v. Nico Neyens), De Haske Winds CD/198.008
– FLEMISH ORGAN TREASURES, vol. 3, VISION-AIR 2005/02
– Syntagma (Percussion orchestra of the Lemmens Institute, Ludo Claesen), CONTEMPORARY MUSIC OF FLANDERS, Flanders Music Centre 2005/01

 

Uitgevers

Euprint (Leuven)
Koninklijk Christelijk Zangersverbond (Voorschoten)
Iduna (Deurne-NL)
Harmonia, (Loosdrecht-NL)
Koneza (Hoensbroek-Heelen-NL) – CVM (Antwerpen)
Musicerende Jeugd Veltem-Beisem (Veltem-Beisem)
EMJ European Musicfestival Neerpelt (Neerpelt)
Annie Bank Choral Group
De Haske (Heerenveen-NL)
Maurer (Brussel)
Beurskens (Maasbree-NL)
Intrada (Heerenveen-NL)

 

Links

http://www.cantamabile.be/Ludo_Claesen.htm

 

©MATRIX
Teksten van Raf Valgaeren en Tom De Haes
Laatste aanpassingen: 2007