CORYN Roland (1938)

Roland Coryn, geboren op 21 december 1938 te Kortrijk, kwam al vroeg in contact met het artistieke leven. Zijn broer tekende en schilderde, en zijn familie had contact met mensen uit de artistieke wereld. Na zijn muziekstudies aan de Stedelijke Muziekacademie van Harelbeke ging hij zich verder bekwamen aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Gent. Hij behaalde er de eerste prijs piano en een hoger diploma voor altviool en kamermuziek. Tegelijk volgde hij de theoretische afdeling die hij beëindigde met een eerste prijs compositie.

Aan het begin van zijn carrière (tussen 1960 en 1975) was Coryn hoofdzakelijk actief als uitvoerend musicus. Hij speelde altviool in het Belgisch Kamerorkest, waar hij in contact kwam met moderne muziek, en was stichtend lid van het Vlaams Pianokwartet, dat zich toelegde op werken van bekende componisten en Belgische meesters.

Vanaf 1970 ging Coryns aandacht meer en meer uit naar compositie. Als componist behaalde hij diverse prijzen, waaronder de Tenutoprijs in 1973 (voor Quattro Movimenti), de Jef Van Hoofprijs in 1974 (Triptiek), de Koopalprijs in 1986 voor zijn kamermuziekoeuvre, en de Visser-Neerlandiaprijs in 1999 voor de totaliteit van zijn oeuvre. In 1993 werd Coryn verkozen tot lid van de Academie voor Schone Kunsten, Letteren en Wetenschappen van België.

Tot hij in 1997 op vervroegd pensioen ging om zich volledig aan het componeren te kunnen wijden, was Coryn docent compositie aan het Koninklijk Conservatorium van Gent en leidde er The New Conservatory Ensemble. Met dit ensemble voerde hij voornamelijk hedendaags werk uit, wat prikkelend werkte voor zijn leerlingen (o.a. Lucien PosmanRudi Tas, Dirk Blockeel en Mieke Van Haute). Verder was Coryn gedurende 20 jaar werkzaam als leraar piano, viool-altviool en samenspel aan de muziekacademies in Izegem en Harelbeke. Van 1979 tot 1997 was hij directeur van de laatstgenoemde academie.

Sinds 2000 is Coryn nauw betrokken bij verschillende organisaties die nieuwe muziek willen promoten en kansen willen geven aan Vlaamse en jonge componisten. Zo is hij medeorganisator en muzikaal adviseur van de Harelbeekse Muziekbiënnales, die gewijd zijn aan Belgische muziek uit de recente geschiedenis. Daarnaast is hij sinds 2002 motor en voorzitter van de jury van de Internationale Compositiewedstrijd ‘Harelbeke Muziekstad’, die afwisselend voor koor en harmonieorkest uitgeschreven wordt. In die prijsvraag wordt de nadruk gelegd op het gebruik van de nieuwe compositietechnieken die de tweede helft van de 20ste eeuw kenmerken.

 

Werkbespreking

Coryn heeft sinds 1970 bijna negentig werken geschreven. Initieel, tot ca. 2010, ging zijn voorkeur voornamelijk uit naar absolute muziek, wat blijkt uit het overheersen van instrumentale muziek boven vocale. Vanaf 1980 is er meer ruimte voor vocale muziek en na 2010 overwegen de vocale werken. De titels van Coryns instrumentale werken zijn abstract en verwijzen naar muzikale vormen, bijvoorbeeld Sonatine voor altviool solo (1959-60), of de bezetting, bijvoorbeeld Per piano solo (1972) of Saxofoonkwartet (1982). Hij legt zelf uit dat: “[…] ik ben, geloof ik, allergisch aan titels en uitleg. Misschien is het ook wel een vorm van zich afzetten tegen die heersende tendens sinds 1950 om alles te willen en soms te moeten uitleggen met woorden. Op een bepaald moment, naar 1980 toe, was ik voor mezelf klaar met dat probleem en dan ben ik meer interpretatie- en gevoelsaanduidingen op de partituur gaan noteren. Ik voelde dat het voor mijzelf kon en dat het de uitvoerder vaak erg stimuleert tot een betere uitvoering.” (uit: Y. Knockaert, Roland Coryn in Campo, p. 3).

Uit het citaat blijkt dat Coryn een zo perfect mogelijke uitvoering eist van de muzikanten. Het contact tussen uitvoerder en componist is voor hem dan ook van cruciaal belang. Dit is een van de redenen waarom hij zich, althans tot het einde van de jaren ’80, voornamelijk bezighield met het componeren van kamermuziek: hij vindt dat de communicatie met de meeste orkesten en hun dirigenten dikwijls te gebrekkig verloopt. Toch schreef Coryn vanaf het eind van de jaren ’80, wanneer hij zijn activiteiten als altviolist teruggeschroefde om zich meer aan het componeren te kunnen wijden, regelmatig voor orkest, met een aantal grootschalige werken zoals het Vioolconcerto (1987), Due Pitture voor groot orkest (1989), het Concerto voor vibrafoon, marimba, xylofoon en orkest (1994), Tre Pezzi per orchestra d’archi (1995) en het Concerto voor cello en orkest (2003-2006).

In zijn werken, behandelt Coryn de verschillende muzikale parameters op een eigen specifieke wijze, waarbij vooral de intense aandacht voor ritme en tempo opvalt. Ritmische ontwikkelingen ontstaan vanuit een inwendige motoriek, wat betekent dat ritmische kernen uit zichzelf nieuwe ritmische motieven genereren, die dan op hun beurt het uitgangspunt vormen voor een nieuwe verdere ontwikkeling. Dit kan leiden tot een hoge graad van complexiteit, zoals “ritmepolyfonie” of polyritmische gelaagdheid. De veelgelaagdheid van dergelijke ritmische ontwikkelingen is onder andere op te merken in de Introduzione van het orkestwerk Quattro Movimenti (1973), waarin een tweenotencel, gekoppeld aan zijn inversie, in verschillende duurwaarden in verschillende instrumentenkoppels verschijnt.

Zoals het ritme een voortdurend voortspinnende beweging maakt, zo ook fluctueert het tempo. Constante tempi komen vrijwel niet voor. De ritme- en tempofluctuaties zijn steeds constructief en doelgericht. Het gaat niet zozeer om eenvoudige accelerando- en ritenuto-aanduidingen in de partituur, die de uitvoerder een grote ruimte voor interpretatie toelaten, maar ze zijn precies uitgeschreven, bijvoorbeeld als overgang van een binair naar ternair ritme of van kwintool naar sextool. Dit kan eventueel gecombineerd worden met maatwisselingen, telduurveranderingen (van binair naar ternair met behoud van tempo), of tempoveranderingen. In de reeds genoemde Introduzione vindt een systematische versnelling plaats van een tweenotencel, waarbij het eindpunt van de versnelling glissandi zijn. Ook in Reflexie I uit de Sonate voor orkest (1975) is de glissando de grootst mogelijke snelheid van toonhoogteopeenvolging en ritme. Daarna is de glissando het vertrekpunt voor een vertraging via trillers en uitgeschreven ritmes.

De melodie is niet van primordiaal belang in Coryns muziek; lyrische melodieën komen zelden voor. Dikwijls worden zinnen opgebouwd door middel van celontwikkeling. In de uitwerking ervan is de secunde (evenals de septime en de none) een zeer belangrijk interval, dat zowel horizontaal als verticaal voorkomt. Het gebruik van dergelijke kleine intervallen kan leiden tot totaalchromatische velden of klankveldmomenten. De vele canonische passages in de stemvoering verwijzen naar de klassieke polyfone traditie.

Coryns vrije post-seriële werkwijze geeft hem de mogelijkheid tot een persoonlijke uitwerking van een basisreeks in alle mogelijke varianten. Een motief van zes noten verbindt de drie delen van het Saxofoonkwartet (1982); het ligt aan de basis van de volledige compositie. Als deze 6 noten gevolgd zouden worden door een transpositie die een hele toon lager ligt, zou een dodecafonische reeks ontstaan. Coryn beperkt zich echter tot het gebruik van het zes-noten-motief, dat zowel in zijn originele vorm als in kreeft, inversie of kreeftinversie voorkomt (al dan niet getransponeerd).

Vanaf het einde van de jaren tachtig gaat Coryns muziek robuuster, zelfverzekerder en strijdender klinken. In zijn oratorium Opus: Mens (1987), een werk voor twee vocale solisten, koor en orkest, komt hij tot een optimistische levensbevestiging. Ook zijn Vioolconcerto (1987) bestaat uit een virtuoos solistisch tweede deel, na een trager eerste deel, dat eindigt als een verstild koraal. Vele composities eindigen met een langzame beweging waaruit berusting spreekt. Gedurende de jaren negentig gaat Coryns aandacht sterk naar de stem. Dit resulteert in vele werken voor koor a capella zoals: 5 Dickinson liederenTriptiek der Deernis op teksten van Luuk Gruwez en Vier ernstige Gezangen op teksten van Marsman, Blockeel en Joyce. Deze periode krijgt dan een hoogtepunt in twee uitgebreide composities als: Deux mille regretz voor gemengd koor en renaissance-instrumenten en het avondvullende Winds of Dawn, ondertiteld als Missa “Da Pacem”, voor sopraan-, tenor- en baritonsolo, gemengd koor, kinderkoor en groot orkest.

Een eerder atypisch werk, zowel qua titel als qua instrumentatie, is Eléphantasia voor contrabassolo (2000). Hier geeft Coryn wel duidelijk een richting aan door te kiezen voor een vrij programmatische titel, hoewel deze eerder aangegeven is door de opdrachtgever van deze compositie. (Het kamermuziekensemble Arco Baleno gaf aan verschillende Vlaamse componisten de opdracht een stuk te schrijven rond een bepaald dier, als aanvulling op het Carnaval des Animaux van Saint-Saëns.) De bezetting voor één solo-instrument, niet toevallig contrabas, om de olifant te verklanken is vrij ongewoon in het eerder orkestraal gerichte oeuvre van de componist. Het begin van de compositie is gebaseerd op het melodisch materiaal van de Olifant van Saint-Saëns. De kwart bes – es als eerste interval, en wat verder de kwint bes – f, de meest karakteristieke intervallen van de originele compositie, worden hier op dezelfde toonhoogte en duidelijk geaccentueerd voorgesteld. Ook de aanduiding Pomposo verwijst rechtstreeks naar de aanduiding van Saint-Saëns (Allegretto pomposo). Doorheen de compositie slaagt Coryn erin optimaal gebruik te maken van het hele kleurenspectrum van de contrabas. Zijn compositie doorloopt het hele register van het instrument, en verschillende moderne speeltechnieken dragen bij tot de verrijking van het klankbeeld. Een terugkerend element is het gebruik van de glissando, vaak over afstanden van meer dan een octaaf. In de ontwikkeling van de compositie maakt de componist gebruik van veel contrasten op ritmisch, melodisch en dynamisch vlak. Op het einde komt er een laatste knipoog naar het werk van Saint-Saëns als de contrabas in een driekwartsmaat een perfecte authentieke cadens speelt, opnieuw gebruik makend van de glissando.

In 2014 schreef Coryn opnieuw een werk voor solo instrument. Per Violencello solo (2014) bestaat uit een nevenschikking van verschillende deeltjes, die op vlak van sfeer, motieven, textuur, speeltechniek en ritmiek met elkaar contrasteren, zoals dat in een suite ook het geval is. Naarmate het stuk vordert, wordt de ritmiek opzwepender, met bijvoorbeeld een steeds verschuivende accentuatie in het voorlaatste deeltje. Uiteindelijk sterft het werk uit tijdens een breekbare laatste frase in fluittonen. Moderne speeltechnieken worden slechts spaarzaam ingezet: er zijn twee passages in fluittonen en soms moet de cellist op de brug van het instrument strijken. Verder hoor je in Per Violencello solo voortdurend toespelingen op verschillende topoi uit de bekende celloliteratuur. Er zijn verwijzingen naar de schijnpolyfonie van Bachs cellosuites. De virtuoze figuratie en loopjes in dubbelgrepen in een verwijde tonale of modale context doen denken aan de aartsmoeilijke 20ste-eeuwse concerti van Prokofjev of Sjostakovitsj. Het gebruik van de linkerhandpizzicato herinnert dan weer aan de suites van Benjamin Britten.

 

Werklijst

Kamermuziek: Sonatine voor altviool solo (1959-1960); Drie Stukken voor piano solo (1970); Intrada I en II voor 2 trompetten en tenortrombone (1971); Fantasia voor klarinet en piano (1973); Triptiek (1974); Improvisatie I – III (1979); Entrata voor groot koperensemble en slagwerk (1980); ‘Ascension’ voor sopraanstem en altsaxofoon (1982); Kwartetbeweging voor 3 tenortuba’s en bastuba (1983); Saxofoonkwartet (1984); Trombonekwartet (1986); “Inquieto” voor tenortuba solo (1991); “Prelude en Dans” voor beiaard: Het Kortrijks Beiaardboek (1994); Riflessioni per contrabbasso e pianoforte (1994); Eléphantasia voor contrabassolo (2000); “Zes Liederen” voor hoge stem en klarinettenkwartet (2004); Tombeau voor Orgel (Hommage aan Herman Roelstraete) (2005); A Kaleidoscope alike… (2010); Per violencello solo (2014)

Orkest: Quattro Movimenti (1974); Vioolconcerto (1988); Due Pitture (1989); 5 Concertpreluden voor Hobosolo en Harmonieorkest (1991); Concerto voor vibrafoon, marimba, xylofoon en orkest (1994); Sinfonia piccolo per Orchestra d’Archi (1996); Out of Darkness. A sketch for orchestra (2003); Concerto voor cello en orkest (2003-2006); Divertimento voor klarinet en harmonieorkest (orkestratie van het Divertimento voor klarinet en piano) (2006); Préludes pour piano de Claude Debussy orchestrés pour Orchestre d’Harmonie. Livre premier et deuxième (2009); Porque, Habanera en Moto perpetuo. Orkestratie van drie stukken voor piano van Jan Decadt. (2011)

Vocaal: Regina (1974); Ascension voor hoge stem en altsaxofoon (1982); “Drie Oudnederlandse Kerstliederen” bewerkt voor 4 en 5 stemmig gemengd koor a capella (1991); A Letter to the World (1993); Zes Liederen voor hoge stem en piano op gedichten van Hans Andreus (1995); Triptiek der Deernis (1998); Deux mille regretz voor recitant, gemengd koor a capella en een ensemble van renaissanceinstrumenten (1999); Due Cantici (2005); A Meeting with: drie koorliederen voor gemengd koor a capella op teksten van Emily Dickinson, Alexander Pushkin en James Joyce (2005); Psalm VII Domine Deus in te speravi voor gemengd koor a capella (2006); A Tribute to William Blake (2006); Death be not proud (2007); Canticum Canticorum Salomonis (2008); A Game of Fives (2008); Five Songs on Poems by Li T’ai Po for mixed choir a capella (2010); Illumina faciem tuam (2011); Haec est dies quam fecit Dominus (2011); Sneeuw (2011); A Cradlle Song (2012); Ein Treffen met H. Heine (2014)

Een uitgebreide werklijst vindt u hier.
Het volledige oeuvre van Roland Coryn is gedeponeerd in het Peter Benoitmuseum in Harelbeke.

 

Bibliografie

– W. COUVREUR, Coryns postmodernisme, in Muziek & Woord, april 1989, p. 6
– F. DECRUYNAERE, De moed om een blij mens te zijn, in Muziek & Woord, november 2000, p. 12
– M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Nieuwe Muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998
– In de voetsporen van keizer Karel, in Muziek & Woord, juni 2000, p. 8
– Y. KNOCKAERT, Roland Coryn: een mens in klank verborgen, in Tijdschrift van de Nieuwe Muziekgroep, december 1987, p. 2-37
– Y. KNOCKAERT, Roland Coryn in Campo, in Muziek & Woord, mei 1996, p. 3-4
– Y. KNOCKAERT, Art. Coryn, Roland, in Lexicon van de muziek in West-Vlaanderen dl. 1, uitg. dr. A. DEFOORT, Brugge, 2000, p. 70-71
– Y. KNOCKAERT, Coryn Roland: Trio for woodwind, in Contemporary Music in Flanders VII: Flemish Chamber Music since 1950, uitg. dr. M. DELAERE en R. DIEPENDAELE, Leuven, 2011, p. 23-25
– F. ROQUET, Art. Coryn, Roland, in lexicon Vlaamse componisten gebroren na 1800, Roeselare, 2007, p. 133
– E. VERCAMMEN, De tweede generatie modernisten: Vic Nees, Elias Gistelinck, Roland Coryn en Raoul De Smet, geschreven voor Seminarie Nieuwe Muziek in Vlaanderen, KULeuven, 1998-1999

 

Discografie

– Quattro Movimenti voor groot orkest (De Philharmonie van Antwerpen o.l.v. Frederic Devreese), CULTURA MUZIEK IN VLAANDEREN, 5073-N2, 1976
– Sonate voor 2 piano’s (Levente Kende en Heidi Hendrickx), Terpsichore 1982 029, 1982
– Saxofoonkwartet op. 31 (Brussels Saxofoonkwartet), BRT CD890021, 1984
– Concerto voor viool en orkest (Henry Raudales en het Nieuw Vlaams Symfonieorkest o.l.v. Patrick Peire), René Gailly International Productions 87 063, 1992
– Vier ernstige liederen voor gemengd koor a cappella (Vlaams Radiokoor o.l.v. Vic Nees), IN FLANDERS FIELDS VOL. 6, Phaedra 92006, 1992
– Due Pitture (versie voor harmonieorkest) (Koninklijk Harmonieorkest Vooruit o.l.v. Geert Verschaeve) ES 47054, 1992
– Thoughts on a Theme voor contrabassolo (Frank Coppieters), SALON-MUSIC FOR A DOUBLE BASS, René -Gailly International Productions 86 006, 1993
– Due pitture (versie voor orkest) (Nieuw Vlaams Symfonieorkest o.l.v. Dirk Brossé), BELGIAN COMPOSERS FROM WEST FLANDERS, René Gailly International Productions 87 080, 1994
– Five Concert Preludes op.42bis (Yves Bourry en het Harmonieorkest Vooruit olv. Geert Verschaeve), 1997
– Tredici Miniature per Flauto o Ottavino e Quartetto per Archi (Arco Baleno), IDENTITIES, René Gailly 87 169, 2000
– 3 stukken voor piano, NEW BELGIAN ETUDES, De Rode Pomp 044, 2002
– ‘Eléphantasia’ voor contrabassolo (Gabriëla Fragner. Arco Baleno), CARNIVAL DES ANIMAUX, Et’cetera KTC1266, 2003
– Sonate voor orkest, LEXICON VAN DE MUZIEK IN WEST-VLAANDEREN 2, Provincie West-Vlaanderen LM02, 2003
– Pater Noster, LEXICON VAN DE MUZIEK IN WEST-VLAANDEREN 5, Provincie West-Vlaanderen LM05, 2007
– Carillon (Capella di voce o.l.v. Kurt Bikkembergs), DE NIEUWE OOGST. NATIONALE KOORCOMPOSITIEWEDSTRIJD 2007, Sono 05, 2007
– 5 Bewegingen voor Blaaskwintet (Houtblazerskwintet Quintessens), HARELBEEKSE COMPONISTEN, Stad Harelbeke, 2011
– A Kaleidoscope alike…(Arco Baleno), KALEIDOSCOPE – KAMERMUZIEK VAN VLAAMSE COMPONISTEN, PMP 5411499930221, 2012
– Riflessione per Contrabbasso ed Pianoforte (David en Erik Desimpelaere), REFLECTIONS ON A SONG, Phaedra DDD 92079, 2013
– A MEETING WITH ROLAND CORYN (Aquarius), Phaedra DDD 92081, 2013
– A Tribute to William Blake op. 74 “the sick rose” (Brussels Chamber Choir o.l.v. Helen Cassano), MADE IN BELGIUM: NEW BELGIAN CHORAL MUSIC, Etcetera KTC 1601, 2017
– A Letter to the World, GOEYVAERTS CONSORT, onuitgegeven demo

 

Uitgevers

Euprint
Musikproduktion Jürgen Höflich (München)
Da Vinci Publishing
CeBeDeM (werkzaam van 1951 tot 2015, Coryns uitgaven bij CeBeDeM bevinden zich nu in de bibliotheek van het conservatorium van Antwerpen)

 

Links

Website van het Peter Benoitmuseum
Meer informatie op cebedem.be
Meer informatie op composers21.com

 

 

©MATRIX
Teksten van Els Vercammen, Kris Gabriels, Klaas Coulembier en Anna Vermeulen
Laatste aanpassingen: 2018