CRAENEN Paul (1972)

Paul Craenen werd geboren te Leuven op 25 februari 1972. Vanaf 1982 volgde hij pianolessen bij Erna Verbist, eerst in de jeugdmuziekschool te Sterrebeek, later in de academie van Londerzeel. Aan die academie behaalde hij in 1989 de regeringsmedaille voor piano met grote onderscheiding. Hij studeerde vervolgens piano aan het Leuvense Lemmensinstituut bij docenten Mark Erkens en Frans Van Beveren. Dit mondde uit in het behalen van een meesterdiploma voor piano in 1995 met onderscheiding. Als onderwerp voor zijn eindverhandeling koos Paul Craenen “Het mentaal verwerkingsproces van informatie tijdens een muzikaal leerproces”. Hij specialiseerde zich in de kamermuziek bij Leo Ouderits, Werner Van Mechelen en Etienne Siebens en behaalde in 1997 met onderscheiding het meesterdiploma kamermuziek. Zijn pianostudie werd verder verrijkt door een pianostage in Libramont en privé-lessen bij Boyan Vodenitcharov. Beroepshalve is hij sedert 1995 verbonden aan de muziekacademie van Oud-Heverlee als begeleider, leraar piano, leraar begeleidingspraktijk en leraar samenspel. Vanaf 1999 laat Paul Craenen zich meer en meer gelden als (autodidact) componist. Zijn composities werden uitgevoerd in onder andere Brussel en Gent, maar ook in Münster, Sint-Petersburg, Philadelphia, Taiwan, Estland, Caracas en Chili. Hij was actief deelnemer aan het Internationale Ictus Compositionseminar met Thierry Demey en Jonathan Harvey (6 tot 15 april 2001) te Brussel, het Acanthes compositieseminarie te Avignon (1999) en de Ferienkürse für Neue Musik in Darmstadt (2002). Sedert juli 2001 is hij lid van de Black Jackets Company.

In het recente werk van Paul Craenen spelen audiovisuele en choreografische elementen een belangrijke rol. Meer algemeen integreert de componist lichamelijke aspecten in het compositiemateriaal. Hierover begon hij in 2001 een postgraduaat onderzoek aan het Orpheus Instituut in Gent, een project dat sinds september 2005 uitmondde in een doctoraatsonderzoek (docartes) aan de universiteit van Leiden. Sinds 2007 maakt Craenen deel uit van verschillende onderzoeksgroepen (ORCIM, Gent en ARTI, Amsterdam). Vanaf 2008 doceert hij een cursus rond intermedialiteit aan het Conservatorium van Amsterdam. Naast zijn activiteiten als componist, uitvoerder en researcher is Paul Craenen actief in uiteenlopende educatieve projecten rond nieuwe muziek. Hij is onder andere de bezieler van een cursus experimentele muziek aan de muziekacademie van Oud-Heverlee.

 

Werkbespreking

Paul Craenen beschouwt het jaar 2000 als het begin van zijn compositieperiode. Vroege werken als To test the Ice en Falco Tinnunculus moeten als directe aanzet tot die intensievere periode van componeren gezien worden. In 2000 ontstaan quasi gelijktijdig drie composities: Mouvements Trouvés, Kooi en Atman. Elk op een eigen manier geven ze gestalte aan de koppeling tussen fysieke actie en klankresultaat, tussen hetgeen gedaan wordt en datgene wat effectief klinkt. Voor Paul Craenen betekenen deze drie composities niet alleen het begin van zijn componistenloopbaan, maar creëren ze de wil om in zijn werken een meer perceptuele eenheid tot stand te brengen tussen de fysieke daad enerzijds en het auditieve resultaat anderzijds. Sedert 2001 tracht Paul Craenen deze doelstelling te realiseren in een studieproject aan het Orpheus Instituut. Hierbij gaat hij uit van de aanwezigheid van de fysiek-menselijke uitvoerder. Naast het benadrukken van de “lijfelijkheid” van de klankperceptie wil het onderzoek zich ook richten op het actuele spanningsveld tussen ambachtelijkheid en technologische vernieuwing enerzijds en materiële aanwezigheid en virtualiteit anderzijds. Dit alles zal in 2004 resulteren in ten eerste een filosofisch en generaliserend essay en ten tweede een pragmatischer en persoonlijker concept. Een eerste invulling van dit concept is de constructie van een “Virtueel Mechanisch Instrument”. Het bestaat erin de klank expliciet te koppelen aan de fysieke acties van de muzikanten en hun posities in de ruimte. Doel van dergelijke constructie is het opwekken van een synesthetische, ruimtelijk-akoestische illusie die in de loop van de compositie bevestigd dan wel doorbroken wordt. Het spreekt voor zich dat Paul Craenen dit concept, alsook het hele studieproject expliciteert in zijn composities. Dit komt een eerste maal tot uiting in de drie reeds vermelde werken die de nood aan dit project duidelijk maakten. Mouvements Trouvés voor altviool en jazzgitaar heeft een partituur die vertrekt vanuit de actie. Deze actienotatie, waarbij enkel nog de ritmiek in de conventionele muziektaal is genoteerd, is het resultaat van een langdurig werken aan de compositie, een kenmerk dat trouwens geldt voor alle composities van Paul Craenen. Dat hierdoor onwillekeurig notaties van anderen lijken door te schemeren, wijst enkel op een schijnbaar universeel abstractievermogen bij het omzetten van bewegingen in symbolen. De aard van de beweging (getokkeld, aangeslagen, gedempt, percussief, gestreken, met druk, volgens een bepaalde richting, traag, snel, …) en de plaats (bepaalde snaar of fret, onder of boven de kam) op het instrument waar deze beweging wordt uitgevoerd, is voor dit werk van groot belang. Net zoals in de andere werken van Craenen is ook in Mouvements Trouvés de vorm op een organische manier ontstaan. Het vertrekpunt bij Mouvements Trouvés is dan ook het contact met de fysieke acties. Soms bootsen de uitvoerders elkaars klanken na, soms de bewegingen of soms beide tegelijk. Kooi is een compositie geschreven voor geprepareerde piano (twee uitvoerders), installatie (kooi) en videoprojectie. De twee uitvoerders, die zich in een kleine ruimte op het podium bevinden en onzichtbaar zijn voor het publiek, voeren de grafische partituur uit aan de piano als een soort choreografie voor vier handen. Binnen een genoteerde maataanduiding voeren de twee uitvoerders ten opzichte van elkaar perfect gespiegelde bewegingen uit. Pas aan het einde van de compositie wordt de spiegeling en de daaraan verbonden denkbeeldige as doorbroken. De bewegingen zelf bestaan uit glijbewegingen van de vingertoppen over de toetsen of het houtwerk en slagbewegingen. De piano is echter zodanig geprepareerd dat de toetsen geblokkeerd zijn en het pedaal ingedrukt blijft, waardoor de niet-gedempte snaren slechts op een onrechtstreekse manier tot trillen worden gebracht. Het publiek krijgt van deze uitvoering enkel een geprojecteerd beeld van de handen te zien. Contactmicrofoons in de piano verbonden met luidsprekers rond het publiek, laten het publiek de ruimtelijkheid van klank en actie mee ervaren. De speciale opstelling transporteert als het ware de klinische sfeer die de uitvoerders binnen de installatie meemaken, naar het publiek. Kooi in de dubbele betekenis van ruimte en instrument, wordt bijgevolg op twee niveaus (uitvoerder en toehoorder) uitgespeeld. Atman tenslotte is een werk voor piano, basklarinet en versterkte ademhaling. De pianist gebruikt slechts de vier laagste tonen van de piano, en behandelt deze als een contrabas. Met de ene hand slaat hij de toetsen aan, met de andere bespeelt hij de vier snaren zodat er demping, percussie of boventonen ontstaan. De pianopartituur is geschreven in actienotatie. De ritmiek van het werk is bepaald door een conventionele notatie. Ook de klarinettist beperkt zich tot de vier laagste tonen van zijn instrument. Door overblazen van de grondtonen ontstaan natuurlijke boventonen. Het in- en uitademen (versterkt via een contactmicrofoon op de keel) verloopt volgens het ritme van de partituur en vormt tevens het draagvlak van de hele compositie. Dit verklaart de titel Atman, wat een Oudindisch woord is dat zowel de betekenis van “adem” als “ziel” in zich draagt. Deze symbolische geladenheid van het woord wordt versterkt door de grote betrokkenheid van de twee instrumenten op elkaar. Ritmisch en harmonisch vormen ze samen een nieuw klinkend instrument. Beide muzikanten zijn in hun acties op een radicale manier aan elkaar gekoppeld.

Na dit “drieluik” volgen twee composities die Paul Craenen in opdracht schreef, namelijk Touw voor Het Collectief en g voor Oxalis. Touw, voor fluit, klarinet, viool, cello en piano is een experimentele compositie die bijdraagt tot de ontwikkeling van het concept “Virtueel Mechanisch Instrument” (zie hoger). De uitvoerders zijn opgesteld in een V, zien elkaar niet en zijn via touwen met elkaar verbonden. Ze zijn schakels van een zelfde project. De actie wordt door strikt muzikale regels bepaald. Elke muzikant moet zo snel mogelijk reageren op de muzikant die net voor hem in actie komt. Waar het uitgangspunt voor deze compositie gerust sportief genoemd kan worden, is de situatie op het podium er een van uitersten: extreme virtuositeit en extreme intensiteit. g is een compositie voor strijksextet en harp. Paul Craenens uitgangspunt was een dynamisch natuurwetenschappelijk concept te koppelen aan muzikale parameters. “g” staat voor de fysische begrippen zwaartekracht en valversnelling en biedt op metaforische wijze de muzikale fundamenten voor het werk, namelijk de verbinding ruimtelijkheid – klank en de wisselwerking aantrekking – afstoting. Concreet kunnen we stellen dat de harp het centrale instrument is van deze compositie. Uit de klanken die de harp voortbrengt, filteren de strijkers natuurlijke boventonen. De positie die de (scordatura gestemde) strijkers in de ruimte innemen, bepaalt de gekozen boventoon en het moment van inzet. Een verdere positie van de harp betekent voor de strijkers hoger, zwakker en later. Daarnaast fungeert de harp als een aantrekkingsveld. Strijkers reageren ritmisch op elkaar in koppeltjes. Ze streven naar een samenvallen van de in kwinten, maar wel op kwarttoonafstand van elkaar gestemde snaren. Wanneer de harp slaat (accenten), reageren de strijkers niet op elkaar, maar op de harp. Een instrument dat de harp te dicht nadert, wordt onherroepelijk opnieuw de ruimte in geslingerd. Op vier plaatsen binnen de partituur culmineert de telkens opgebouwde valversnelling in een positiewisseling.

In het recente werk van Paul Craenen wordt de visuele component steeds belangrijker. Dit is zeker representatief voor het werk Palindroom, een compositieopdracht van de stad Mechelen naar aanleiding van het jaar 2002 (een palindroomgetal). De opdracht “schrijf een palindroom” krijgt een quasi letterlijke invulling, wanneer de componist voor het oog van de camera een palindroom schrijft. De klank van dit schrijven wordt door een contactmicrofoon versterkt. Het geschreven teken dat achterblijft is tegelijkertijd een herinnering aan een voorbije actie en opdracht voor een klankbewerking van de electronicaman die, alleen op het podium, de zich ontwikkelende partituur leest en uitvoert.

Sinds de compositie Re:activ:: uit 2003 loopt het principe van de feedback als een nieuwe rode draad door het werk van Paul Craenen. Met name door audio feedback als een sensor te hanteren, ontstaat een ambigue uitvoeringssituatie waarin klanken zichzelf aansturen en slechts indirect kunnen worden gemanipuleerd door ruimtelijke verhoudingen te wijzigen. Op TRANSIT 2007 werd de compositie Tubes gecreëerd, waarin Craenen opnieuw een brug slaat tussen visuele en auditieve elementen. Op het podium staan twee microfoons en twee luidsprekers kruiselings tegenover elkaar. Het feedbacksignaal dat in deze symmetrische opstelling ontstaat, vormt het sonore basismateriaal van de compositie. Tijdens de uitvoering wordt dit signaal digitaal geanalyseerd op basis van klanksterkte, en in vijf ‘zones’ onderverdeeld, die elk aan een ander klankeffect worden verbonden. Zo worden de zachtste tonen door een filter geleid met een granulatie-effect, en worden de sterkste tonen onderworpen aan kleine frequentieverschuivingen. Met het oog op de perceptie van de luisteraar is de digitale omgeving statisch: elke klanksterkte komt overeen met één effect, en deze verhouding blijft het hele stuk door ongewijzigd. Na verloop van tijd kan men dan ook haast letterlijk zíen wat men hoort. Tubes bestaat uit de opeenvolging van zeven scènes, waarvan de eerste kan worden beschouwd als een soort prelude. Hierin worden zeer hoge, richtingsgevoelige klanken gemanipuleerd door een puur lichamelijke choreografie van twee uitvoerders. Door tussen luidspreker en microfoon in te gaan staan en in vier richtingen te bewegen, tasten deze alle visuele mogelijkheden van de ruimtelijke opstelling af. Op die manier wordt de basis gelegd voor het vervolg van de compositie. Vanaf de tweede scène hanteren de uitvoerders plastic buizen (cf. ‘Tubes’) om de feedbackklank te manipuleren. Zo worden crescendo- en diminuendo-effecten gecreëerd, afhankelijk van de snelheid waarmee en de richting waarin de buizen naar de microfoons worden gebracht. Bewegingspatronen krijgen nu dus ook een klankfunctie, waarbij de buizen tot een extensie of ‘hypertrofie’ leiden van de puur lichamelijke processen uit de prelude. Na een zeer choreografische derde en een improvisatorische vierde scène, wordt de afstand tussen microfoon en luidspreker in een vijfde scène volledig overbrugd door in elkaar geschoven buizen – met een zeer luide, staande klank als resultaat. De zesde scène omvat de stapsgewijze opbouw van een audiovisuele ‘installatie’, met behulp van T-vormige verbindingsstukken. Tot slot worden de microfoons in een ‘coda’ uit de buizen weggedraaid. De uitvoerders creëren nu een soort ijle feedbackmelodie met hun handen rond de microfoon en aan één luidspreker. Uiteindelijk wordt die laatste volledig met het lichaam afgedekt, waardoor de feedback het zwijgen wordt opgelegd. De verschillende scènes van Tubes worden onder eenzelfde noemer gebracht door de drie basisprincipes van synchroniciteit, afzonderlijkheid en fasering. Op die manier laat Paul Craenen in deze intermediale compositie zowel vernieuwende als traditionele muzikale technieken aan het woord.

 

Werklijst

Kamermuziek: Black Hand, White Hand voor piano (1998); To test the Ice voor gitaar (1999); Falco Tinnunculus voor piano (2000); Mouvement Trouvé voor altviool en jazzgitaar (2000); Kooi voor geprepareerde piano (twee uitvoerders) installatie (kooi) en videoprojectie (2001); Atman voor piano, basklarinet en versterkte ademhaling (2001); Touw voor fluit, klarinet, viool, cello en piano (2002); Koan voor Orpheus (2002); g voor strijksextet en harp (2002); Palindroom voor uitvoerend componist/uitvoerend musicus en elektronicaman (2002); Re:activ:: (2003-2004) voor piano en live electronics; Mondstuk (2004-2005) voor drie tenorblokfluitkopstukken; Antwerp Encounter (2005) voor klarinet en live electronics; A fragile Imbalance (2005), feedbackinstallatie; TMP (2006), didactisch werk; F(r)ictions (2006) voor cello, video en danser; Coactive Walking (2006-2007); Tubes (2007), feedbackcompositie voor twee uitvoerders, twee microfoons, DSP, twee luidsprekers (2007); Turning Points (2008); Pointing Sounds (2008); Dubbel Gaan, en de tijd daartussen (2007-2008); Das Wohl Preparierte Klavier – book 1 (2009); Little bird, big shadow (2011); Interface for Kanariestudio (2012); Sound game (2012); Interactive Drawing (2012); Pianotronics (2012); Micro/kosmos (2014, in preparation)

 

Bibliografie

– Craenen, Paul. ‘Music from Some(no)where, Here and There. Reflections over the Space of Sounding Compositions. In: Tijdschrift voor Muziektheorie, jaargang 12, nr. 1 (2007).
– Craenen, Paul. ‘Klanken in het bos’. Pdf-file op www.musica.be.
– Begeleidende tekst bij een ‘sound walking’-concept dat Paul Craenen in 2006-2007 uitwerkte voor The Temporary Institute. Publicatie van nadine vzw. (The Temporary Institute)
– VAN MEUKEN, M., Van klank naar actie, in De Nieuwe K, nr. 23., p. 15.
– DE TEMMERMAN, P., 10 jaar Transit: een gevarieerde en luister-rijke editie, in Oorgetuige, 2009.
– BEIRENS, M., Kernachtige jubileumeditie van Transit-festival, in De Standaard, 2009.
– DE BIÈVRE, G., What’s in a name…, in BAM, 2010.
– BEIRENS, M., Radicale keuzes op Transit, in De Standaard, 2007.
– PAUWELS, T., Bespreking “mouvements trouvés”, in De echo van ’t saluut.
– DELAERE, M., Bespreking “Falco tinnunculus”, in Contemporary Music in Flanders II.

 

Discografie

– Falco Tinnunculus. HA Records, 2003.

 

Links

http://www.ictus.be/Scrapbook/scrap-home.html: uitgebreide bespreking van Mouvements Trouvés door Tom Pauwels op de Ictus website.

 

©MATRIX
Teksten van Ruben Bruneel en Katherina Lindekens
Laatste aanpassingen: 2007, werklijst: 2014