DE SMEDT Kristin (1959)

Kristin De Smedt werd geboren te Asse op 12 oktober 1959. Na aanvankelijke muziekstudies aan de academie te Asse voltooit ze haar muzikale opleiding aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Eerst combineert ze de instrumentale richting (viool) met de theoretische hoofdvakken om zich daarna volledig te concentreren op de geschreven disciplines – harmonie bij Peter Cabus, contrapunt en fuga bij Raphaël D’Haene.

Naast de diverse diploma’s die zij behaalt, worden haar tevens bijzondere onderscheidingen toegekend zoals de Prijs Gevaert voor fuga, de Prijs Horlait-Dapsens en de Prijs Marguerite Koenigsberg voor muziekgeschiedenis. Zij bekwaamt zich verder en behaalt de meestergraad muziekschriftuur alsook het compositiediploma in de klas van componist Rafaël D’Haene. Als componiste werd Kristin De Smedt in 1999 bekroond met de compositieprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten van België voor haar Strijkkwartet (1998). Gedurende meerdere jaren is Kristin De Smedt leraar geschreven harmonie aan de Academie voor Muziek, Woord en Dans van Sint-Niklaas en docente schriftuur aan het Lemmensinstituut te Leuven. Sedert 1985 is ze verbonden aan het Koninklijk Conservatorium Brussel als docente harmonie, contrapunt en fuga alsook als vakdidacticus schriftuur en als opleidingsverantwoordelijke van de afdeling schriftuur. Verscheidene van haar composities verschijnen regelmatig op belangrijke concertprogramma’s. Haar werk werd gecreëerd in het kader van Ars Musica en in andere prestigieuze concertcycli.

 

Werkbespreking

Wanneer men compositie als vak volgt, gaat men affiniteiten vertonen met de stijlopvattingen van de docent. Dit kan ook gezegd worden over de invloed van een gerenommeerd componist en docent als Rafaël D’Haene. Hoewel het oeuvre van De Smedt nog niet zo uitgebreid is, is het al snel duidelijk dat zij de snelle evolutie van deze eeuw evenals D’Haene beantwoordt door het respecteren van de traditie. Ze ondergaat in haar werk duidelijke invloeden van Bach, Beethoven, Berg, en andere componisten uit het verleden. Het contact met de volledige muziekgeschiedenis is dan ook een constante in haar composities.

Dit komt sterk tot uiting in haar ééndelige Strijkkwartet (1998). Het werk wortelt qua vorm en ontwikkeling in de klassieke kwartettraditie (Beethoven, Bartok, Berg,…), maar vertoont desalniettemin een streven naar persoonlijke expressie en naar een eigentijds klankidioom. Hoewel het werk ook geïnspireerd is op de cyclische gedachte van César Franck, merkt men dat de hoofdideeën niet alleen onderling sterk contrasteren, maar tevens onafgebroken gevarieerd worden.

Een eerste energieke hoofdgedachte zet de compositie in, waarna diverse episodes en ontwikkelingsfasen naar een capriccioso-thema leiden. Daarop volgt een lyrisch Andante Cantabile met een zangerige melodie die aanvankelijk wordt gespeeld door de eerste viool om vervolgens overgenomen te worden door de andere strijkers. Het daarop aansluitende deel is een doorwerking waarin de verschillende motieven verwerkt worden op vlak van schakering en karakter. Zo kan een expressief motief bijvoorbeeld omgewerkt worden tot een vitaal en speels motief. Een tumultueuze coda sluit het werk af.

Ook in haar Sinfonia per organo (1990) grijpt De Smedt terug naar het klassieke schoonheidsideaal door enerzijds te streven naar een soort synthese van diverse klassieke vormen uit de orgelliteratuur en door anderzijds de orkestrale mogelijkheden van dit instrument te belichten. Ze zocht naar ideeën die het specifieke van de klassieke vormen kunnen weergeven. Zo hanteert ze bijvoorbeeld de homofone stijl van het koraal naast de uitgesproken contrapuntische zetting van de fuga of enkele thema’s met dialogerend karakter uit de sonate naast de typische elementen van de passacaglia. Daarnaast zijn er tevens motieven en elementen nodig als materiaal voor divertimenti en overgangspassages. Structureel is het werk één groot geheel waarvan de verschillende delen als het ware in elkaar overgaan. In de introductie is vooral de koraalfrase typerend terwijl het middendeel overwegend volgens een sonatestructuur is uitgewerkt. Tenslotte volgt na een ricercare-achtige passage een slotgedeelte met improvisatorisch karakter rond het strenge eerste thema van de sonatevorm. Het werk is bondig gestructureerd en leunt aan bij de grote orgeltraditie. Het geheel vormt een orkestraal klankstuk waar De Smedt de verschillende facetten van het instrument tracht naar voren te brengen.

Naast de muzikale traditie ervaart De Smedt kunst en literatuur als een inspiratiebron. Zo schreef ze het orkestwerk Tableaux Sonores (2001) naar de schilderijen van James Ensor. In liederen dient de tekst of het gedicht zelf uiteraard als inspiratiebron. Hoewel De Smedt haar eigen taal blijft gebruiken, kan de zeggingskracht van de tekst een leidraad zijn. Dit is het geval in haar koorwerk Stimmungen (2002). Het werk bestaat uit 2 liederen op tekst van Conrad Ferdinand Meyer. In het eerste gedicht wordt in een achtregelig vers een fontein uit Rome beschreven. Het betreft een marmeren sculptuur bestaande uit 3 boven elkaar geplaatste schalen die door de fontein overspoeld worden. De muzikale verklanking van dit vers vangt aan met een breed gedragen melodie die enerzijds de renaissancesfeer evoceert en anderzijds het ritmisch energieke in zich draagt door de steeds stijgende aanhefintervallen. Vloeiende ritmische figuren, plotse tempowisselingen en dynamische schakeringen beelden het sprankelende en de continuïteit van de actie uit. Zoals Meyer door de versstructuur in zijn gedicht de eeuwige kringloop van het water uitdrukt, eindigt het lied in de sfeer van het begin om als het ware opnieuw en eeuwig te herbeginnen. Het tweede gedicht behoort tot de liefdespoëzie van Meyer. De romantische en meer intimistische sfeer vindt een muzikale uitbeelding in het subtiele timbregebruik van vrouwen- en mannenstemmen onderling.

In de composities van De Smedt vinden we verschillende parameters uit de klassieke traditie terug die in een vormconcept worden verwerkt dat toch eigentijds is. Doordat de atonaliteit in al haar aspecten een grote rol speelt in de harmonische taal van haar werken, wordt het klassieke schoonheidsideaal gepresenteerd in een modern klankidioom.

 

Werklijst

Vocaal: Liederen op tekst van Guido Gezelle (1989); Liederen op tekst van Paul Van Ostaijen (1994); Canzone (1997); Stimmungen (2002); Diamanten wandern… (2004)

Klavier: Sinfonia per organo (1990)

Kamermuziek: Dialogo voor Viool en Cello (1988); Impulsion voor altviool en piano (1996); Strijkkwartet (1998)

Orkest: Landschap (1994); Tableaux Sonores (d’après James Ensor) (2001)

 

Uitgever

CeBeDeM (werkzaam van 1951 tot 2015)

 

 

©MATRIX
Teksten van Ines Swartenbroek
Laatste aanpassingen: 2005