DE SMET Johan (1956)

De Gentse componist en muzikant Johan De Smet noemt zichzelf een autodidact: hij heeft immers nooit een voortgezette muziekopleiding gevolgd of bij een gerenommeerde compositieleraar gestudeerd. Dat neemt niet weg dat hij als componist sterk gevormd werd door de muzikale ervaringen die hij in zijn jeugdjaren op deed. Zo maakte hij lang deel uit van het Schola Cantorum-koor van de Sint-Baafskathedraal in Gent (waarbij hij in de loop der jaren kennismaakte met Louis De Meester en Benjamin Britten), leidde zijn broer het Goeyvaerts-Consort en was hij in zijn prille jeugd leerling aan een Gentse muziekschool waar hij alvast enkele theoretische beginselen van de muziek leerde kennen.

Al gauw bleek de liefde voor de popmuziek van Bob Dylan, The Beatles, The Rolling Stones en Frank Zappa echter sterker te zijn. De Smet deed ervaring op als pop- en theatermuzikant, onder meer als drummer bij Mannen van de Dam. De openheid van deze wereld sprak hem meer aan dan het traditionele conservatorium, waar innovatie volgens De Smet door een al te grote eerbied voor het verleden wordt tegengehouden. Toch raakte De Smet dankzij de muziek van Frank Zappa, met haar combinatie van stijlen en genres, geïnteresseerd in de hedendaagse klassieke muziek van Edgard Varèse, Igor Stravinsky en anderen.

Met de opera Het rattenkasteel uit 1984 als eerste grote succes, bouwde De Smet een krachtige reputatie op als (uitermate productief) componist van opera- en theatermuziek. Hij werkte geregeld samen met theatermaker Arne Sierens en schreef werken in opdracht van bekende theaterhuizen en gezelschappen, zoals Toneelgroep A’dam, KVS en NTG. Daarnaast werd De Smet vanaf de jaren ’80 de vaste componist en pianist van de shows, liedjes en sketches van komiek Kamagurka. (Hij werkte o.a. mee aan het radioprogramma Studio Kafka, en de liveshow Welkom in Kamagurkistan uit 2006.)

Aan het einde van de jaren ’70 richtte De Smet samen met Rudy Cabie The Simpletones op. Deze punkgroep, die bij wijze van parodie op de minimal music slechts drie tonen in zijn volledige repertoire hanteerde, groeide in de jaren ’80 uit tot een experimentele fanfare. De Smet richtte ook het Johnny Smet Quartet op, waarmee hij in 2006 de plaat Confidenties opnam. Verder was hij lid van verschillende gelegenheidsgroepen, waaronder Basta (1978) met Peter Vermeersch en Eric Goeman, en de Ridders Van Den Apocalyps (2004).

 

Werkbespreking

Hoewel Johan De Smet zich wel degelijk heeft toegelegd op de studie van notenleer en harmonie, houdt hij in zijn composities helemaal niet vast aan regels, voorschriften of beperkingen. Hij vertrekt steeds van een bepaald idee: een bijzonder instrument, een interessant verhaal, een personage, een traditie, etc. Vervolgens stelt hij zelf een groep uitvoerders samen; de bezetting werd daarbij aanvankelijk voornamelijk bepaald door het beschikbare budget, maar in de loop der jaren heeft De Smet hierin haast volledig de vrije hand gekregen. Wat daarbij opvalt is zijn voorkeur voor percussie enerzijds (cfr. Edgard Varèse) en voor vocale muziek anderzijds. Vaak is de keuze van het instrumentarium ook niet van enige creativiteit en humor gespeend: in de partituren van De Smet zijn ook partijen voor waterflessen, vogelhokjes en dergelijke terug te vinden. Vanaf 2002 gebruikt hij ook samplers.

Het verdere compositieproces verloopt haast volledig intuïtief, met als enig referentiepunt het auditieve resultaat dat de componist in het vooruitzicht stelt. Het is dan ook moeilijk om het oeuvre van deze componist van stijl-etiketten te voorzien: stijl is bij Johan De Smet zelf een stijlelement. Dit betekent dat de componist verschillende technieken en methodes aanwendt, volledig in functie van de inhoud van het werk. Zo kan een bepaald personage subtiel gekarakteriseerd worden door hem volstrekt atonaal te laten zingen, temidden van een braaf tonaal ensemble; verder kunnen ook bepaalde scènes, gebeurtenissen, enzoverder, op deze wijze getypeerd worden. Men kan De Smet dus met recht en reden een eclectisch (en postmodern) componist noemen: op eigen kracht verzamelt en assimileert hij alle mogelijke bruikbare muzikale elementen om er daarna iets origineels mee te construeren. Hierbij wordt een eventuele botsing tussen verschillende stijlen niet uit de weg gegaan; de componist zoekt zelfs bewust de spanning op die hierdoor gecreëerd wordt.

Verder experimenteert De Smet ook met videoprojecties of andere visuele elementen in de uitvoering van zijn werken. Zo werd de ‘kinderkameropera’ Raponsel (1996) tijdens een uitvoering in real time van illustraties voorzien door bekende tekenaars als Herr Seele, Kamagurka en Gerda Dendooven; via een overheadprojector konden alle aanwezigen het volledige proces nauwgezet volgen.

Gezien het belangrijke aandeel van vocale muziek in het oeuvre van De Smet is het wellicht nuttig ook de (Nederlandse, Duitse, Latijnse, Engelse en Gentse) teksten van deze composities kort te belichten. Meestal gaat het hierbij om nieuw geschreven teksten, die door de componist zelf aangevraagd worden bij schrijvers als Wim De Wulf, Kamagurka of Arne Sierens. De reeds bestaande teksten dragen vaak een grote, roemrijke traditie met zich mee: zo werden door Johan De Smet reeds een Requiem en een Johannespassie (door De Smet naar het Gents vertaald) van muziek voorzien. Daarnaast putte hij ook teksten uit het rijke repertoire van Grimm (Raponsel) en Paul Van Ostaijen (Hartelik, UwBand) Tenslotte – en eigen aan het componeren voor theaterproducties – werkt de componist ook met wereldberoemde teksten van onder andere Cervantes (Don Quichot), Shakespeare (Richard Everzwijn) en Tsjechov (Vaudeville).

In de nieuwe teksten overheersen humor (bijvoorbeeld: een liefdesduet in onvervalste Italiaanse operastijl, waarvan de tekst een opsomming en beschrijving blijkt te zijn van een tiental soorten pasta), absurditeit en bovenal ironie. Pijlsnelle en haarscherpe dialogen, snedige replieken en woordspelletjes vormen hiervan een belangrijk onderdeel. De aanwezigheid van een tekst is onontbeerlijk voor de compositorische activiteiten van De Smet: nooit componeert hij abstracte, puur instrumentaal opgevatte muziek, maar schrijft altijd in functie van een verhaal of tekstueel gegeven. Van daaruit treedt een proces in werking dat niet lineair, maar fragmentarisch verloopt, en waardoor een werk als het ware zichzelf schrijft, naar een eigen interne logica.

Occasioneel en vaak quasi-onbewust vindt men in het werk van De Smet kleine citaten of bekend klinkende passages terug; zo laat hij in Comanchero Tanzanica de melodie een dalende octaafsprong maken op de woorden “Don Giovanni,” of citeert hij You´ve got a strange effect on me van Dave Berry in een passage met als tekst een vrije vertaling van deze songtitel (“Jij hebt iets heel aparts over jou”). Eerder dan als een gimmick of een trouvaille, moeten deze subtiele referenties beschouwd worden als deel uitmakend van het organische proces waarin alle composities van De Smet tot stand komen. Daarbij is zeker zijn ervaring als popmuzikant van groot belang: deze stelt hem in staat zich open-minded op te stellen ten opzichte van alle mogelijke historische en hedendaagse muziekstromingen en er uit te selecteren wat hem op een bepaald moment, in functie van een bepaalde opdracht passend lijkt.

In 2002 creëerde Johan De Smet een zogenaamde “opera gigantesk” of reuzenopera op een West-Vlaams libretto van Frank Adam (Urt !). De verschillende bedrijven van deze opera voor drie reuzen, drie zangers, koor en orkest werden op andere tijdstippen en locaties in openlucht opgevoerd. De opvoeringen werden steeds van randactiviteiten voorzien waardoor telkens een soort volksfeest ontstond. Ook hier was het uitgangspunt voor De Smet geen abstract muzikaal, maar een tastbaar theatraal idee: de reus als bovenmenselijke kracht, als indrukwekkende figuur uit de oude Vlaamse volksverhalen en de klassieke tragedies van het Oude Griekenland.

Na deze eerste samenwerking met Frank Adam, volgden nog de theatervoorstelling Confidenties aan een ezelsoor (2005) en de liederencyclus Confidenties! (2005). De teksten van beide werken behoren tot de reeks Absurde Fabels, die Frank Adam aanvankelijk in 2004 in de krant publiceerde maar geleidelijk aan uitgroeide tot een omvangrijk artistiek project, dat in verschillende boekdelen vorm kreeg. Erotische fabels is het derde boek van de reeks en was in 2008 het vertrekpunt voor een liederencyclus en een muziektheatervoorstelling die De Smet en Adam ook bewerkten tot een radioluisterspel voor Klara. In de muziektheatervoorstelling wilden De Smet en Adam een erotische eredienst voor de goden van de liefde en erotiek brengen. De Smets partituur voor drie vrouwenstemmen en keyboard baseert zich wederom erg duidelijk op dit tastbare theatrale gegeven. De voorstelling opent met een syllabische, homofone declamatie van seksueel expliciete Latijnse woordgrapjes (zoals bijvoorbeeld “in sperma aeterna”) om zo aan de typische misdienst en -muziek te refereren. Vervolgens ontwikkelt er zich een eenvoudige structuur waarbij het voorlezen van elke erotische fabel telkens overvloeit in een erotisch lied voor de drie vrouwenstemmen. De scabreuze humor in Adams tekst vindt zijn weerslag in de muziek, met citaten naar erotische popmuziek en gehijg en gekreun in de vocale partij.

 

Werklijst

Theatermuziek: Lysistrata, naar Aristophanes (1982); Rode oogst, op tekst van Arne Sierens (1984); Sirene, op tekst van Dirk Pauwels (1984); De duivel, op tekst van Eric Devolder (1985); Prinses Maleine, naar Maeterlinck (1986); Ubu Koning, op tekst van Alfred Jarry (1987); Beatrijs, op tekst van Wim De Wulf (1990); Richard Everzwijn, naar Shakespeare (1991); Don Quichot, naar Cervantes (1992); Mario ga eens opendoen, er werd gebeld, op tekst van Kamagurka (1992); Vaudeville, naar Tsjechov (1993); Onder de torens, op tekst van Hugo Claus (1993); Baardvrouwen, op tekst van Kamagurka (1994); Anatomie Titus, op tekst van Heiner Müller (1995); Hartelik, Uw, op tekst van Paul Van Ostaijen (1996); Asem, regie door Luk Perceval (2001); Erotische fabels, op tekst van Frank Adam (2008)

Opera: Het Rattenkasteel, op libretto van Arne Sierens (1984); De liefde voor de drie manen, op libretto van Arne Sierens (1988); Woestijn der denkers, op libretto van Kamagurka (1994); Raponsel, libretto Wim De Wulf naar een sprookje van Grimm (1996); Decap (2001); Urt! Opera Gigantesk (2002)

Oratorium: Bis Pudding und Strudel verbrannt sind im Kopf (1989); Johannespassie (2000)

Requiem: Requiem voor koor, soli en balorkest (1995)

Liederen: Kiki en de hiërarchie voor sopraan en salonorkest (1983); New vivola en New vivola 2 voor zangers en popgroep (1989-90); Pillen Plons, liederencyclus op tekst van Arne Sierens (1991); Confidenties! , liederencyclus op tekst van Frank adam (2005)

Koormuziek: De aftocht voor groot gemengd koor, trombones en drum (1996); De Zegemarsch voor tape en kinderkoor (1998); BZZ voor koor en filharmonisch orkest (1999)

Instrumentale muziek: Runderen, suite voor 30 piano’s (herwerkte versie voor 10 piano’s en slagwerk) (1984); 10 jaar Vooruit voor brassband (1992); Casseroles voor 10 slagwerkers op keukenmateriaal (1995); Concert op de Schelde voor trompet, beiaard, auto’s, motoren, brandweerauto’s, sirenes, fanfares, speedboten en vliegtuigen (1999)

Een uitgebreide werklijst vindt u hier.

 

Bibliografie

– M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, De postmodernisten, in Nieuwe muziek in Vlaanderen, Brugge, 1998, p.134-135
– R. DE SCHEPPER, Johan De Smet in Passage, Het Laatste Nieuws, 19 oktober 1994
– R. DE SCHEPPER, Johan De Smet wordt zestig…, 22 januari 2016, https://ronnydeschepper.com/2016/01/22/johan-de-smet/

 

Discografie

– WAAR DE LAMPEN IN DE KLINKEN BLINKEN (Kamagurka en de Vlaamse Primitieven), EMI Belgium, 1A032 19116, 1982
– WIR SIND WIEDER DA (The Simpletones), DISCipline 001, 1983
– DE PIJN VAN HET ZIJN (Kamagurka en de Vlaamse Primitieven), Plurex Records, PLUREX 338329, 1987
– WHEN GIANTS MEET (Kamagurka, Herr Seele en Eddy Wally), Telstar en BRT, TMS 129565, 1990
– EINFACH (The Simpletones), Avant Sons 0193, 1993
– KAMAGURKA-LIEDEREN, De Schaar, Schaar 018, 1994
– VAKANTIE IN DE BEESTEN (Kamagurka en de Vlaamse Primitieven), De Schaar, Schaar 019, 1994
– Ik ben de schepen van de haven, CHANT D’AMOUR (Paul Klinck, Katrijn Friant, Heleen Van Haegenborgh), Paul Klinck Productions 002, 1994
– In het Foyer, CHAMP DE BATAILLE (Paul Klinck en Daan Vandewalle), Paul Klinck Productions 003, 1995
– REQUIEM EUTHANASIA (Goeyvaerts Consort o.l.v. Marc De Smet), Vooruit en Radio 3, 1996
– DE MAN MET DE GRASPARKIET (Kamagurka en de Ridders Van Den Apocalyps), Pure Note, PN02, 2004
– CONFIDENTIES (Johnny Smet Quartet), Eufoda 1367, 2006

 

Links

Meer informatie over Frank Adams Absurde Fabels.

 

 

©MATRIX
Teksten van Sofie Taes en Anna Vermeulen
Laatste aanpassingen: 2018

 

Hofstraat 28, 9000 Gent

(09) 225 19 29

Cd's in MATRIX
Partituren in MATRIX


Alle componistenfiches