DE SMET Raoul (1936)

Raoul De Smet werd geboren op 27 oktober 1936 in Borgerhout. Hij studeerde Romaanse filologie en muziekgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Hierna volgde hij een specialisatiejaar als beursstudent in Madrid en Salamanca. Vier jaar was hij werkzaam in Tunesië als lesgever; hij doceerde tot 1996 Spaans aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool te Antwerpen.

Zijn muzikale basisopleiding (solfège, harmonie, piano) genoot hij aan de Muziekacademie van Deurne. Afgezien van deze opleiding was hij als musicus autodidact, tot hij vanaf 1966 compositie ging studeren bij Lucien Goethals en Louis De Meester aan het IPEM te Gent, bij August Verbesselt te Antwerpen en bij Ton de Leeuw te Amsterdam. Door zelfstudie van theoretische werken (Schönberg, Krenek, Koechlin, Messiaen, e.a.) en van partituren, en door het beluisteren van allerlei genres heeft hij een persoonlijke taal ontwikkeld.

In 1972 nam De Smet deel aan de Ferienkurse für Neue Musik te Darmstadt, waar twee van zijn werken werden uitgevoerd. Hij woonde tevens de Gaudeamus-dagen bij in Bilthoven. In 1976 nam hij deel aan het American Seminar te Salzburg over Contemporary American Music. Vandaag telt zijn oeuvre een 200-tal werken met zeer uiteenlopende bezetting.

De Smet toont zich ook als een eigenzinnig pleitbezorger van nieuwe muziek in en uit België. In 1977 vertegenwoordigde hij het IPEM op het Colloquium Musica/Sintesi in het kader van de Biënnale van Venetië. Van 1974 tot 1994 organiseerde hij te Antwerpen de Orphische Avonden, concerten voor eigentijdse (vooral Vlaamse) kamermuziek te Antwerpen. Tussen 1980 en 1984 was hij lid van de raad van bestuur van het Centrum voor Muziek te Leuven. Tussen 1983 en 1993 programmeerde De Smet concerten van eigentijdse kamermuziek in de Foyer van de Stadsschouwburg (Antwerpen). In 1976, 1985 en 1990 organiseerde hij Elektronische Muziekdagen in het ICC en deSingel. In 1981 startte hij de E.M.-reeks, een uitgave in facsimile van kamermuziek van Vlaamse componisten. In 1987 stichtte hij samen met Janpieter Biesemans de Orpheus-Prijs, een tweejaarlijks internationaal concours voor de interpretatie van eigentijdse kamermuziek, waaraan tussen 1999 en 2004 het kamermuziekfestival Belgian Chocolates werd gekoppeld. Omwille van deze onafgebroken inzet voor nieuwe muziek in België kende de Unie van Belgische Componisten hem de Fuga Trofee toe in 1995 en in 2006 vertegenwoordigt hij de Unie zelfs. In deze functie is De Smet medestichter van het European Composers Forum, dat Europese componisten wil verenigen. Tussen 2006 en 2016 publiceerde De Smet 45 interviews met Vlaamse componisten in het tijdschift Ambrozijn.

 

Werkbespreking

Raoul De Smet stelt voortdurend systemen in vraag en staat wantrouwig tegenover elke vorm van academisme. Dodecafonie, serialisme, aleatoriek, jazz, etnische muziek worden als een kluwen verweven in zijn composities. Een systeem staat voor hem los van een stijl. Zo gebruikt hij vaak tertsen bij de opbouw van een reeks, waardoor een dodecafonische compositie volledig tonaal kan klinken. Aan het traditionele instrumentarium ontlokt hij steeds nieuwe klanken. Maar niets trekt hij extreem door, ook niet binnen eenzelfde compositie. Zijn expressief eclecticisme of, zoals De Smet het zelf graag noemt, pluralisme gebruikt alle mogelijke middelen, stijlen en technieken met een kritisch-belerende bedoeling.

Even pluriform zijn de impulsen van waaruit Raoul De Smet componeert: ergernis, vertwijfeling, geluk, maatschappijkritiek, liefde, een muzikale ervaring, een herinnering, een compositorisch aspect uit een vroeger werk, de dagdagelijkse realiteit… Zijn werkenlijst kan dus beschouwd worden als evenveel episodes uit de comédie humaine.

Een voorbeeld van de dagdagelijkse realiteit als inspiratiebron vinden we in Monoloog 1 voor viool (1976), dat de zap-cultuur als onderwerp heeft. Monoloog 1 is een collage waarin de compositie voortdurend zapt naar verschillende speeltechnieken en contrasterende expressiewijzen. Na een eerste episode met maestoso-inzet en een voortdurende wisseling van pizzicato en arco, volgt een pittig giocoso. Een driftige versnelling mondt uit in een dramatisch-heroïsche frase die plots omslaat in een kwarttoonpassage waarna opnieuw een maestoso volgt. Na een korte virtuoze cadenza eindigt de monoloog mysterieus en onbestemd.

In tal van andere werken treft men deze veelheid van contrasten en stemmingen eveneens aan. Zo wordt de rustige, stille sfeer van Meditatie 1 voor piano (1963), onderbroken door ritmisch kernachtige motieven en door onverwachte energetische opstoten, als prikkels van buitenaf die de gedachten afleiden en de overpeinzingen een andere wending geven.

Na het bijwonen van de Ferienkurse für Neue Musik in Darmstadt schreef Raoul De Smet Tres Piezas voor fluit-solo (1972). Deze compositie bestaat uit gregoriaans aandoende frasen en staat onder invloed van de muziek uit de Arabische cultuur. De fluit heeft een zangstem-lijn gekregen in een poging ze opnieuw figuratief te laten klinken en wijst de toentertijd in Darmstadt heersende aleatorische richting af. De oude muziek uit het Middellandse Zeegebied is een voortdurende inspiratiebron in De Smets vroege werk, waarin ook componisten als Bartók, Sibelius en Liszt invloed uitoefenden.

Tot de meest bekende composities van Raoul De Smet behoren zijn twee kameropera’s Ulrike, een antieke tragedie (1979) en Het laatste uur van Vincent van Gogh (1988-89). Het libretto van Ulrike werd geschreven door Leo Geerts. Het verhaal handelt over de Rote Armee Fraktion, met als kopstukken Ulrike Meinhof en Andreas Baader, die begin jaren zeventig met bomaanslagen, bankovervallen en schietpartijen een open aanval lanceerden tegen de Duitse samenleving. Ulrike Meinhof bezat één fundamentele persoonlijke zekerheid: dat de bestaande orde illegitiem is. Deze orde reageerde met brutale onderdrukking, namelijk de eenzame opsluiting van de Baader-Meinhof-gevangenen, uitlopend in hun dood. Dit thema dreef Raoul De Smet naar een expressionistische taal, wat o.a. tot uiting komt in het solistisch opstellen van de instrumenten en in het aanwenden van een dodecafonische grammatica. De basisreeks wordt soms atonaal, soms bitonaal en vaak modaal verwerkt, waaruit wederom De Smets pluralisme spreekt. Elk personage heeft zijn eigen muzikale domein. Parallel aan de literaire citaten (bv. van Vondel en Shakespeare) zijn er de muzikale citaten, ontleend aan de 5de symfonie van Beethoven, het koraal “O hoofd vol bloed en wonden,” antiek aandoende psalmodieën, Chopins treurmars, enz. Ulrike is een doorgecomponeerde opera die het midden houdt tussen toneel, Sprechgesang en belcanto. In Het laatste uur van Vincent van Gogh tekent De Smet treffend de onoplosbare problematiek waaraan de schilder ten prooi valt in zijn kunst, in de liefde en in zijn relaties met de medemens.

Als romanist en hispanoloog kan De Smet een kritisch-afstandelijke positie innemen ten aanzien van het officiële muziekleven. Zoals eerder vermeld hebben zijn werken vaak een kritisch-belerende bedoeling. In Octopus voor acht basklarinetten (1990) spuit De Smet kritiek op musici, muziekwetenschappers en het publiek. De ondertitel luidt “juegos prohibidos” (verboden spelen), wat doelt op de incoherente samenstelling van dit werk, die wellicht niet aanvaard wordt door de academici. De Smet keert zich tegen de academici die menen dat een klarinet als een cello moet klinken in de muziek van de toekomst. Hij laakt de houding van de organisatoren van grote Nieuwe Muziek-festivals die beogen het domme publiek voor schut te zetten. Hij gaat in tegen repetitieve muziek waarbij het publiek niet meer moet nadenken en kant zich tegen het doctrinair uitsluiten van dansvormen uit de ernstige muziek.

Geleidelijk aan evolueerde De Smet naar een vereenvoudiging van uitdrukkingsmiddelen, wat resulteert in consonantere composities, die veeleer decoratief en speels klinken, in een lichte divertimentostijl met een zekere evidentie en vanzelfsprekendheid in het verloop. Hierbij overwegen voor de hand liggende oplossingen op het originele, gezochte of buitensporige. Aan Goeyvaerts ontleent De Smet de idee dat elke compositie geldt als een vervolg op het voorgaande, wat vergelijkbaar is met de menselijke evolutie. Hierdoor kunnen reeksen van composities ontstaan, zoals bv. Avatar 1 (1972) tot Avatar 7 (2002). Avatar staat voor een Indische mythe.

Muzikale ideeën, die de structuren van De Smets composities opvullen, getuigen steeds van een eenvoudig dialectisch patroon: na de voorstelling van een eerste idee volgt een tweede, ofwel plaatst hij twee zaken gelijktijdig tegenover elkaar. In de finale van Houtsneden bijvoorbeeld wordt het repetitieve uitgespeeld tegenover een verstilde sfeer. In een ander deel wordt er tegenover een achtstemmige canon een zeer uitgedunde passage geplaatst. Gnomons III voor saxofoonkwartet (1990) bestaat eveneens uit twee contrasterende elementen, namelijk lang aangehouden tonen versus een kort ritmisch motief, die beiden in tegenbeweging omgekeerd gaan evolueren: van lange naar korte en van korte naar lange sequensen. De respectieve lengtes van de sequensen worden bepaald door kwadraatsgetallen, waartussen “gnomons” (oneven getallen) geplaatst zijn, van 17 dalend tot 5. Daarna herneemt De Smet alles van achter naar voor, met een aantal ingrepen en versieringen.

Net zoals in Gnomons III beheersen getallen ook in verscheidene andere werken de vormgeving. Bach stond model voor dit mathematisch karakter. Zo wordt de reeds eerder vermelde kameropera Het laatste uur van Vincent Van Gogh volledig gedragen door het getal 33. De hele compositie steunt op verschillende ritmepatronen van 33 achtste of vierde noten (o.a. 9-3-4-5-1-4-5-2), waarin de kleinere notenwaarden (1 en 2) sforzando-accenten krijgen. Elke sequens van 33 kan nog onderverdeeld worden in aparte kleurcombinaties, zoals accordeon met hobo, cello met piccolo, enz. Aldus wordt in de muziek een kleurmenging aangewend, vergelijkbaar met Van Gogh’s schilderijen. Van Mozart heeft De Smet geleerd verschillende stemmingen op te roepen. Muziek componeren is voor De Smet in de eerste plaats een gesprek aangaan met de luisteraar om zo de luisteraar te kunnen entertainen.

 

Werklijst

Vocaal: Gnomons 1 voor 4-stemmig koor (1985); Madrigaal 5 voor 4-stemmig koor (1996); Parade voor mezzo en koperkwintet (2000)
- Kameropera: Ulrike, een antieke tragedie (1979); Vincent, apologie van een schilder (1988-89)
; Antique – Démocratie – Départ – Fête d’hiver – Marine – Parade: Project A. Rimbaud uit Illuminations voor verschillende solostemmen met verschillende bezetting (2001); Onze Vader / Pater noster voor koor a capella (2005); ECCE HOMO – moderne kruisweg op teksten van Dirk Blockeel oratorium voor 4-stemmig koor, met solopartijen of 11 solostemmen en 11 instrumentalisten (2004); Feestklankje met knipoog (75 jaar V. Nees) voor koor met trompetsolo (2011); Pater Noster (2017)

Orkest: Symfonie 1 (1959-60); Meditatie voor strijkers (1969); Concerto voor sax alto solo, accordeon, strijkers en percussie (1992); Symfonie 2 (1995); Concerto voor accordeon en strijkers (2000); Concerto voor piano en strijkers (2003); Concierto barroco op thema’s van Bach, Händel, Vivaldi en Scarlatti voor piano solo en uitgebreide big bandformatie (2007); Vioolconcerto nr 2 voor viool en strijkorkest (2010); Gents Capriccio: thema’s van F. Liszt voor Piano, orgel, strijkorkest en pauken (2011)

Kamermuziek: Drvgs voor 2 klarinetten (of een andere combinatie) (1972);  Avatar 3 voor viool en altviool (1975); Four Temperaments voor basklarinet (1975); Monoloog 1 voor viool (1976); Khammsa 1 voor trombonekwintet (1977-78); Logboek 1 voor cello (1982-83); Trio-logie 2 voor fluit, basklarinet en piano (1984); Noche serena voor gitaar en tape (1988); Tussen kreeft en steenbok voor klarinet en strijkkwartet (1991); Nocturne 2 voor viool en accordeon (1995); Gnomons IV voor vier gitaren (1996); Caprices d’Uranus voor cello en accordeon (1999); Beschouwingen over 2 thema’s van J.S. Bach voor orgel (2000); Cadenza 2 voor klarinet (2001); Raga 2 voor viool, accordeon en piano (2004); Cool fragrances from my Avant-Garden voor harp (2004); Middag Raga voor viool en slagwerk (2004); Pianokwartet (2004); Zeven Ideogrammen voor blokfluit en marimba (2005); Strijkkwartet nr. 3 (2006); Ultimo saludo al compañero Lucien Goethals voor fluit, basklarinet, viool altviool, piano en percussie (2007); Ulrike’s Last Tango en Swan Song voor meerdere bezettingen (2009); Melopee (naar Van Ostajjen) voor viool en piano (2010); 13 glimpen voor strijkkwartet (2013); Speeltje voor houtblazerskwartet (2013); One-minute blues (2014); Cuandrante austral (2015); Collage 2 (2016); 15 Études voor piano (verschillende jaartallen); 3 bagatellen voor piano (verschillende jaartallen); Preludes voor piano (verschillende jaartallen)

Elektronische muziek: Adagio voor tape solo (1975); Kathy’s Nightmare and other joys voor tape solo (1980); Efemeer 3 voor tape solo (1988)

Een uitgebreide werkenlijst vindt u hier.

 

Bibliografie

– art. Raoul De Smet, in Algemene Muziekencyclopedie, uitg. dr. J. ROBIJNS en M. ZIJLSTRA, 7, 1981, p. 177
– S. BATENS, art. Raoul De Smet, in Even aanzoemen, 2001, jaargang 28, nr. 4-5, p. 7
– P. JANSSEN, art. Muzikaal Donquichottisme, in Mens & Melodie, 2002, jaargang 52, nr. 2/8, p. 44-48
– Y. KNOCKAERT, art. De Smet, Raoul, in The New Grove Dictionary of Music and Musicians, uitg. dr. S. SADIE, 7, 2001, p. 242
– Y. KNOCKAERT, art. Raoul De Smet, in cijfers gevatte vrijblijvendheid, in Kunst en Cultuur, 1992, p. 14-15
– Y. KNOCKAERT, De modernisten. Generatie °1930-40, in Nieuwe muziek in Vlaanderen, uitg. dr. M. DELAERE, Y. KNOCKAERT en H. SABBE, Brugge, 1998, p. 117-118
– D. MOELANTS, art. Raoul De Smet, in Flemish String Quartets since 1950, uitg. dr. M. DELAERE en J. COMPEERS Leuven, 2004, p. 33-34
– S. MOENS, art. Ulrike, een verre tragedie, in Muziek & Woord, juni 1989, p. 2
– F. ROQUET, art. Raoul De Smet, in Lexicon Vlaamse componisten geboren na 1800, Roeselare, 2007
– Y. SENDEN, art. Een oorstrelende dissonant, in Muziek & Woord, december 1991, p. 40

 

Discografie

– Madrigaal 1, VOL KOREN 2, Cantores Classic CC 98030-404A
– Madrigaal 5, MUSICHE PER VAN DYCK, CRR 7302
– Soledad Sonora 1, VINTAGE OF EUROPEAN SAXOPHONE MUSIC-BELGIUM, Cassa Nova Records CNR 3011
– Gnomons 3, WINNERS OF ORPHEUS-PRIJS CONTEST, Cassa Nova Records CNR 950821
– Reflexie 1, Logboek 1 (Mark Drobinsky), NEW CELLO MUSIC FROM FLANDERS BY THE MAGIC MARK DROBINSKY, Cass Nova Records CNR 940821
– Khammsa 1 (Khammsa Quintet), THE TRILLING TROMBONE OF FLANDERES, Phaedra 92023
– Meditaties 1 tot 5, Monoloog 1, Dialogen 1 en 2, Reminiscenties 1 en 2, CONTRASTEN, DC 9808032
– Studies 2, 4 en 5, ELEKTRONISCHE PRODUCTIE I.P.E.M., LP-Alpha DBM-N257
– Ultimo saludo al compañero Lucien Goethals (Spectra Ensemble), FINGERPRINTS, Muziekcentrum Vlaanderen FMC 2010/02
– Schets in zwart-wit – En Blanc et Noir (José Eduardo Martins), NEW BELGIAN ETUDES, De Rode Pomp RP/GMA 044
– Bribes d’Avatar (Goeyvaerts Strijktrio), MINIATUREN VOOR ARCHIPEL, CC Sint-Niklaas
– Vocalise nr. 1 (sopraan: Janet Smith, klarinet: Don Ross), THE WEATHER INSIDE, Electra ECCD 2071

Een hele reeks onuitgegeven cd’s uit het archief van Raoul De Smet bevindt zich in de collectie van MATRIX.

 

Uitgever

Lantro Music
DMP

 

 

©MATRIX
Teksten van Leen Francken
Laatste aanpassingen: 2017