HULSHAGEN Ludo (1951)

Ludo Hulshagen werd op 2 juni 1951 geboren in Hasselt. Aan het Amandinacollege van Herk-de-Stad studeerde hij Latijn en Grieks. In 1969 begon hij hogere muziekstudies aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen. Hij behaalde er Eerste Prijzen voor notenleer, geschreven harmonie, praktische harmonie, contrapunt, fuga, muziekanalyse en vormleer. Zijn compositieopleiding genoot hij bij Willem Kersters, bij wie hij in 1984 afstudeerde.

Vanaf 1971 begon Hulshagen naast zijn studies ook zelf lessen notenleer te geven aan de Muziekacademie van Tienen. Enige tijd later kreeg hij een betrekking als leraar harmonie aan het Hasselts Conservatorium voor Muziek, Woord en Dans. Van 1976 tot 1991 werkte hij als docent harmonie aan het Conservatorium van Antwerpen en in 1983 werd hij directeur van de Tiense Muziekacademie. Deze laatste functie ruilde hij in 1987 voor de directeurszetel in de Muziekacademie van Hasselt.

In 1987 ontving hij de Cantabile-Prijs voor zijn Inventie voor piano. Van Dexia Bank kreeg hij reeds drie compositieopdrachten voor de befaamde Nationale Wedstrijd voor Muziek- en Woordkunst, Axion Classics, en in 2002 schreef hij A Symphonic Exploration in opdracht van het Vlaams Radio Orkest.

 

Werkbespreking

Aan het begin van zijn compositorische carrière wordt Ludo Hulshagen zeer sterk beïnvloed door het werk van zijn mentor, Willem Kersters. Maar ook de muziek van Béla Bartók en Paul Hindemith hebben hun neerslag in zijn composities. Hij kiest er dan ook voor om de tonaliteit te verlaten en vrij-atonaal te gaan schrijven. Een specifiek toonordeningssysteem gebruikt hij niet, in tegenstelling tot zijn grote voorbeelden. Zijn doelstelling is om via zorgvuldig gekozen harmonieën een bepaalde sfeer te creëren, meestal zonder daarbij expliciet programmatisch te werken. Hierbij ervaart hij strikt toegepaste toonsystemen als een beperking.

Ondanks het vermijden van tonale akkoorden en wendingen behoudt Hulshagens muziek toch een relatief consonant karakter. Dit bereikt hij door dissonante samenklanken, en zelfs vaak clusters met een beperkte ambitus, over één of meerdere oktaven te spreiden. Een mooi voorbeeld hiervan is zijn eerste grote kamermuziekwerk, het Strijkkwartet in drie delen uit 1976. Ondermeer de regelmatig gebruikte ostinato’s en de harmonische taal wijzen hier op de invloed van Bartók.

Hulshagens gestiek is vooral in de beginperiode expressionistisch te noemen, alhoewel er steeds romantische elementen in aanwezig blijven. Dit komt bijzonder goed tot uiting in werken met een orkestbezetting zoals de Symfonie nr. 1 uit 1978 en Musica pro iuventute ad iuventutem uit 1985, waarin hij bijvoorbeeld verschillende romantische strijkerstremoli noteert.

Één van de belangrijkste kenmerken van Hulshagens muziek is het veelvuldig aanwezige contrapunt, dat een gevolg is van zijn compositie-opleiding aan het conservatorium van Antwerpen en zijn grote bewondering voor de muziek van Johann Sebastian Bach. De kleine bezettingen en pianowerken, die het grootste deel van zijn oeuvre uitmaken, lenen zich dan ook schitterend tot contrapuntische verwerking van thema’s en motieven, wat bij Hulshagen leidt tot een sterke economie van het gebruikte materiaal. Hij vergelijkt deze manier van componeren met klassieke Latijnse literatuur, waarin gebalde uitdrukkingswijzen vaak een zeer genuanceerde en rijke betekenis hebben. Zijn Inventie voor piano is uitermate contrapuntisch geconcipieerd en verwijst daardoor naar de Inventies van Bach.

Hulshagens liefde voor literatuur en in het bijzonder poëzie vertaalt zich in een reeks liederen voor koor, vocaal ensemble of stem met pianobegeleiding. Meestal kiest hij teksten van Limburgse dichters zoals Pieter Geert Buckinx, Bertus Aafjes en Boudewijn Knevels. Bijzonder te vermelden is hier de liedcyclus Droomvuur uit 1997 voor tenor en piano op teksten van Buckinx.

In de loop van de jaren ’90 doet zich een stijlevolutie voor in het werk van Ludo Hulshagen. Zijn schrijfstijl wordt transparanter en het economische materiaalgebruik wordt verder doorgedreven. Hulshagen wil meer ‘naar het oor van het publiek’ gaan schrijven, wat leidt tot het gebruik van meer tonale elementen. Deze vereenvoudiging komt zeer goed tot uiting in het Pianokwartet uit 1995, waarin hij een sterk homofone schrijfstijl zonder complexe akkoorden en ritmes aanwendt, en in de instrumentale ‘tussenspelen’ voor het Hasseltse Virga Jesse-spel van 2003. Dit ‘tonalere’ schrijven heeft ongetwijfeld ook te maken met zijn werk als leraar en directeur aan de muziekacademies van achtereenvolgens Tienen en Hasselt. Hij dient hier immers met grote regelmaat didactische werken en opgelegde stukken voor openbare examens te componeren. Zijn oeuvre omvat ook enkele grotere werken, die bedoeld zijn voor uitvoeringen door en voor kinderen en jongeren. Hier kunnen Musica pro iuventute ad iuventutem, geschreven in 1985 voor het Limburgs jeugdorkest en de kindercantate De Tijd uit 2000 op tekst van Boudewijn Knevels voor sopraan, kinderkoor en piano vernoemd worden.

 

Werklijst

Solowerken: Menuet voor piano (1973); Preludium voor piano (1974); Fantasia voor piano (1977); Luxus splendidus per campane voor beiaard (1986); Inventie voor piano (1987); Dodecafonia voor piano (1988); Dialogo voor gitaar (1989); A prayer voor piano (1995); Fantasia II voor piano (1996); Sortie voor orgel (2003)

Kamermuziek: Sonatine voor Houtblazers voor fluit, hobo, klarinet en fagot (1974); Strijkkwartet in 3 delen voor strijkkwartet (1976); Recitatief voor engelse hoorn en piano (1978); De Poembak voor gemengd ensemble (1978); Koraal voor 4 Hoorns (1979); Larghetto voor Hoorn en Piano (1979); Ballade voor fluit en piano (1980); Sonate voor Cello en Piano (1982); Retrospectie voor fluit, klarinet en viool (1983); Bachs Metamorfose voor groot koperensemble (1988); Recitativo Accompagnato voor fluit klarinet en piano (1990); Waltz voor hoorn en piano (1992); Notturno voor pianotrio (1992); Little Romance voor viool en piano (1992); Little Ballad voor fluit en piano (1993); Little Fantasy voor klarinet en piano ((1993); Recitativo voor koperblazers en piano (1993); A simple melody voor fluit en piano (1995); Pianokwartet voor viool, altviool, cello en piano (1995); Herkenrode Hymne voor hoorn, twee marimba’s, strijktrio en piano (2002); Melodie voor solo-instrument en piano (2002)

Vocaal: De kern van alle dingen voor mannenkoor (1975); Drieluik voor koor (1981); De Blikken Fluit voor orkest en kinderkoor (1982); Zacht ruisen doen de bomen voor drie gelijke stemmen (1983); Assepoester voor orkest en koor (1984); Moederschap voor alt en piano (1988); Een Zonnelied voor drie gelijke stemmen (1990); Jubileumlied voor drie gelijke stemmen (1996); Drie liederen voor tenor en piano (1996); Liedcyclus “Droomvuur” voor tenor en piano (1997); Reflectie voor zangstem en piano (1998); De Tijd voor sopraan, kinderkoor en piano (2000); Slotlied Virga Jessespel voor alt, koor, piano en orkest (2003)

Orkest: Symfonie nr. 1 (1978); Musica pro iuventute ad iuventutem (1985); Jong Bronsgroen (1986); The King’s Juell voor strijkorkest en cornet (1989); Fantasia in D voor strijkorkest; Capriccio (1990); Ouverture Festiva (2000); A Symphonic Exploration (2002); Tussenspelen Virga Jessespel (2003)

 

Discografie

Opnames zijn op aanvraag te verkrijgen bij de componist

 

Uitgevers

Euprint (Heverlee)
DMP (Antwerpen)

 

©MATRIX
Teksten van Maarten Quanten
Laatste aanpassingen: 2005

l.hulshagen@hasselt.be

Mettestraat 54, 3511 Kuringen


(011) 25 08 26 


Cd's in MATRIX
Partituren in MATRIX


Alle componistenfiches