JANSSENS Daan (1983)

Daan Janssens (°Brugge) studeerde piano, viool, muziektheorie en compositie aan het stedelijk conservatorium van Brugge. Van 2002 tot 2007 volgde hij compositie bij Frank Nuyts aan het conservatorium in Gent, waar hij tevens les kreeg van Godfried-Willem Raes (improvisatie) en Filip Rathé (analyse). Janssens nam masterclasses compositie bij o.a. Peter Eötvös, Luca Francesconi, Bruno Mantovani, en ensembledirectie bij o.a. Johannes Kalitzke (met Ensemble Modern), Marco Angius en Lucas Vis. Vanaf 2007 werkte hij als onderzoeksassistent aan het Gentse conservatorium, waar hij in 2016 een doctoraat behaalde over muzikale transformatie in historisch perspectief en toegepast op zijn eigen werk. Janssens doceert sindsdien compositie en orkestratie aan het Conservatorium van Gent en is daarnaast vooral actief als componist en dirigent.

In 2006 kreeg zijn strijkkwartet …Passages… de eerste prijs tijdens de week van de hedendaagse muziek in Gent en in 2009 werd (…nuit cassée.) geselecteerd voor de ISCM World Music Days in Zweden. Zijn kameropera Les Aveugles (naar Maurice Maeterlinck), die tot stand kwam in samenwerking met het Gentse productiehuis LOD en beeldend kunstenaar Patrick Corrilon, was te zien tijdens Ars Musica 2012 met Vocaallab en Musiques Nouvelles, onder leiding van Filip Rathé. Deze opera stond in 2013 ook op het programma van De Munt in Brussel. In 2017 volgde met Menuet een tweede operaproductie, opnieuw in opdracht van LOD. Janssens componeerde tussen 2012 en 2015 drie werken voor symfonisch orkest, waaronder (…dans son presque silence…) in opdracht van SymfonieOrkest Vlaanderen. Daarnaast blijft Janssens voornamelijk componeren voor ensembles en (vocale) solisten, en exploreert hij meer en meer het gebruik van elektronica, zoals in (Paysage en attente…) voor twee piano’s en live electronics (2019).

Voor de uitvoering van zijn composities werkte Janssens reeds samen met internationaal geroemde ensembles zoals Neue Vocalsolisten Stuttgart, Ensemble Orchestral Contemporain, Goeyvaerts String Trio, Spectra Ensemble, bariton Thomas Bauer en cellist Jean-Guihen Queyras. In 2006 was hij mede-oprichter van Nadar Ensemble, een gezelschap waarmee hij optrad tijdens festivals als Ars Musica (2008, 2009), Harvest Festival Denmark (2009), Festival Musica Strasbourg (2010), TRANSIT (2010) en de Darmstädter Ferienkurse (2010, 2012).

 

Werkbespreking

De vroegste composities van Daan Janssens zijn hoofdzakelijk instrumentale ensemble- en kamermuziek in een suggestieve, organische en spanningsvolle stijl, die evenwel nooit tot een uitbarsting lijkt te komen. Centraal in deze muziek staan klankkleur en dynamiek, eerder dan toonhoogte of duur. Deze parameters behandelt hij met de grootste zin voor detail en nuances, waardoor zijn muziek uitblinkt in zinnenprikkelende texturen, verrassende klankkleurcombinaties en een rijk akoestisch palet. Niet alleen zijn grote interesse in klankkleur, maar ook de suggestieve Franse titels die Janssens steevast toekent aan zijn composities (bv. …en paysage de nuit…), verraden de invloed van de Franse muziek uit de twintigste eeuw, gaande van Debussy over Boulez tot spectrale muziek. Maar ook Ligeti en Lachenmann zijn belangrijke inspiratiebronnen voor Janssens, die als componist veel belang hecht aan een gefundeerd historisch besef en bewust voortbouwt op het recente, West-Europese modernisme. Dat Janssens een groot liefhebber van de romantische opera is, blijkt niet uit deze eerdere composities, maar zal later tot uiting komen in meer grootschalige werken.

De kamermuziek van Janssens is overwegend zacht en lijkt voortdurend te balanceren tussen stilte en statische passages enerzijds en korte, onbestemde erupties anderzijds. Ze is minimaal, maar niet repetitief. Vaak maakt Janssens gebruik van nerveuze omspelingen, schuifelende ruisklanken, liggende tonen of geïsoleerde melodische intervallen (vooral tritoni, kwinten en grote septiemen), die doorgegeven worden van solist tot solist in een gelaagd Weberniaans web, eerder dan dat er sprake zou zijn van eenduidige thematische frasen. Janssens gaat zeer spaarzaam om met zijn muzikale materiaal, wat voor een grote structurele coherentie zorgt: meestal vertrekt hij van een beperkte voorraad aan cellen, gestes of andere beknopte muzikale ideeën, die hij vervolgens eindeloos bewerkt. Transformatie eerder dan contrast is dan ook de motor van ontwikkeling in zijn oeuvre, zoals Janssens ook aantoonde in zijn doctoraatsthesis over muzikale transformatietechnieken. Zelfs over verschillende werken heen herneemt en bewerkt hij bepaalde, reeds gebruikte ideeën. Hierdoor zijn alle composities uit een bepaalde periode enigszins verwant aan elkaar, in het bijzonder de ‘reeksen’, zoals (… Passages …)(trois études scénographiques)(Paysages – études) en (face à moi).

Al bij zijn eerste (erkende) compositie, Gegeven /…(Beweging)… (2004-’05), wuifde Janssens de klassieke dominantie van toonhoogte en duur vaarwel. Dit tweedelige strijktrio bevat weliswaar nog een strikt uitgedachte tijd- en toonhoogteordening, maar van het integraal serialisme, waarmee hij tijdens de eerste twee jaren van zijn conservatoriumstudie nog geëxperimenteerd had, is niet veel meer te bekennen. Eerder verwijst de verdichting van het muzikale materiaal uit het eerste deel (Gegeven) in het tweede deel (Beweging) naar de isoritmische motetten van Guillaume de Machaut.

Na Gegeven /…(Beweging)… besloot Janssens om dergelijke formalistische procedés achterwege te laten en voortaan zou hij enkel nog componeren met meer ongedwongen tooncentra, waarrond hij vrijelijk harmonieën en motivische cellen bouwt. In de vierdelige (…Passages…)-cyclus (2005-2008), voor uiteenlopende bezettingen, volgde Janssens hoe langer hoe meer zijn eigen vormgevoel boven vooropgestelde schema’s. Dit resulteerde in een meer intuïtieve en organische manier van schrijven, waarbij de structuur automatisch voortvloeit uit de aard van het materiaal zelf en de instrumentatie, die volgens Janssens vanzelf bepaalde muzikale gestes en timbrecombinaties opdringt. Het vertrekpunt voor de cyclus was het strijkkwartet … Passages … (2005-rev. 2008). Hiervoor inspireerde hij zich op een kortfilm van M. Deren en A. Hammid uit 1943, getiteld Meshes of the Afternoon, waarvan hij de vijfdelige vorm overnam (5 scènes – 5 bewegingen). Net als in de andere reeksen van Janssens delen de vier composities van de cyclus gelijkaardig materiaal. Zo vormen de maten 1-9 uit de vierde beweging van …Passages… de basis voor de openingsmaten van Tableau – Double – (Passages II) (2005-’06), een kort stuk voor cello solo. Ook de toonhoogteorganisatie van D’un automne étendu (2007-’08), het derde deel uit de reeks, is volledig gebaseerd op de eerste en vijfde beweging van …Passages… In dit strijkkwartet combineert Janssens bitsige, chromatische omspelingen en scherpe boogstreken, die herinneren aan de strijkkwartetten van Ligeti, met zachte, immobiele passages vol kleur en nuances. Met de titel van het laatste deel, (…nuit cassée.) (2006-’07), verwijst Janssens naar de Vlaamse beeldende kunstenaar Thierry De Cordier, wiens desolate landschappen hem sterk beïnvloed hebben. Dit werk voor altviool en vier instrumenten herneemt niet alleen bepaalde ideeën uit de vorige drie composities, maar verwijst ook expliciet naar Hommage à R. Sch., een werk voor klarinet, altviool en piano van Kurtag.

Na het (…Passages…)-vierluik schreef Janssens nog drie andere reeksen, die in tegenstelling tot voornoemde groep wel op voorhand gepland waren. Zo vormen de (trois études scénographiques) (2008-’10) niet alleen een meer uitgebalanceerd en coherent geheel dan de vier (…Passages…), ook maken ze gebruik van eenzelfde ensemblebezetting. Dit ensemble wordt in het eerste en derde deel, respectievelijk (étude scénographique) en (…), aangevuld met een mezzosopraan die gedichten van de Portugese schrijver Fernando Pessoa zingt. Het zijn enkele van de eerste werken waarin Janssens beroep doet op de stem. Niettemin zingt de mezzosopraan slechts enkele fragmenten, en dat in een vrij klassiek zangidioom. Janssens kiest er in het algemeen voor om experimentele, ‘extended’ vocale of instrumentale technieken zo veel mogelijk te doseren, om niet te vervallen in een maniëristische cataloog van compositietechnieken. De tweede étude scénographique heet (réduit au silence) en is zuiver instrumentaal, maar deelt wel gelijkaardige akkoorden en motieven met de andere twee etudes.

Met de reeks (Paysages – études) (2010-‘11) wilde Janssens alvast een aantal ideeën op kleine schaal uitproberen alvorens ze te gebruiken in zijn muziektheater Les Aveugles: hij beschouwt het dan ook als een soort schetsboek. Hoewel Janssens er aanvankelijk vijf gepland had, heeft hij er voorlopig maar drie voltooid: I, IV en V. In deze stukken voor kleine bezetting exploreerde hij een aantal fragmenten, gestes, flarden, die verder zouden uitgewerkt worden in zijn kameropera. Zo nam hij in Les Aveugles zelfs letterlijk een deel over van de fluitpartij uit (Paysages – études) IV, voor fluit, cello en piano. Dit tweedelige werk begint als een volwaardig trio in een scherzando textuur, maar transformeert daarna langzaam naar een uiterst fragiel stuk voor cello solo, begeleid door fluit en piano.

In januari 2010 begon Janssens te schrijven aan wat zijn meest grootschalige werk tot dan toe zou worden: Les Aveugles, een kameropera naar de gelijknamige eenakter van Maurice Maeterlinck uit 1890. Het is een symbolistische parabel over een groep van twaalf blinden die in een donker bos tevergeefs wacht op de terugkeer van een priester, incapabel om helder met elkaar te communiceren. Voor dit muziektheaterproject werkte Janssens samen met regisseur en beeldend kunstenaar Patrick Corillon, die de kille harmonieën van Janssens voorzag van sobere decors, bevreemdende projecties en handelingen vol symboliek. Het muzikale verloop van Les Aveugles fluctueert voortdurend tussen statische klanken en passages met veel muzikale activiteit. In vergelijking met Janssens’ korte, instrumentale stukken, die slechts een beperkte voorraad aan muzikaal materiaal gebruiken, was Les Aveugles veel groter van opzet (ca. 1 uur) en het vereiste dan ook andere, meer grootschalige middelen om muzikale coherentie te brengen. Zo deed Janssens, in navolging van Wagner en de negentiende-eeuwse opera, die hij enorm waardeert, beroep op een leidmotief van drie noten (hele toon stijgen – halve toon dalen). Ook de aanwezigheid van stem en tekst zorgt voor een minder fragmentarische opbouw, met name door het gebruik van spreekstem en een meer verfijnde lyriek. Formeel gezien volgt Les Aveugles een grote ABA-structuur die herinnert aan een klassieke sonatevorm. De tekst van Maeterlinck werd verdeeld over zes zangers, maar vaak wordt één enkele zin opgesplitst over verschillende zangers en vooral in begin van het werk laat Janssens de zes solisten in hetzelfde register zingen, zodat ze onderling inwisselbaar worden en hun individualiteit verliezen. De andere zes ‘blinden’ van het toneelstuk worden ingevuld door de muzikanten.

Door het werken aan zijn eerste opera kreeg Daan Janssens meer vat op de grote vormen, die sindsdien ook een belangrijker deel van zijn oeuvre uitmaken. In 2012 schreef Janssens (…de l’Immense Infini.) voor bariton en orkest, in opdracht van Gulbenkian Foundation te Lissabon. Het was een eerste compositie voor zo’n uitgebreide bezetting, en werd in 2013 en 2014 al gevolgd door twee andere orkestwerken: (…revenir dans l’oubil…) en (…dans son presque silence…). Hoewel het in een orkestwerk niet mogelijk is dezelfde graad van detail te realiseren als in een strijktrio, vallen ook deze werken op door een geraffineerd kleurenspel. In deze werken realiseert Janssens met een uitgekiende orkestratie wat hij in eerdere werken deed met uiterst gedetailleerde speelwijzen. Op een andere schaal (zowel qua grootte van het ensemble als qua duur van de composities) blijft hij trouw aan de ideeën van coherentie en transformatie die zijn vroegere werken kenmerken. Niet zelden ontwikkelt hij zijn muzikale ideeën op een intuïtieve manier, al wordt die gevoelsmatigheid altijd gestuurd door het overkoepelende onderwerp of narratief van de compositie.

In 2017 ging zijn tweede opera Menuet in première. Net zoals in Les Aveugles vormt de psychologie van de personages een belangrijk fundament voor de muzikale en dramaturgische realisatie. In het libretto, naar het gelijknamige boek van Louis Paul Boon, wordt hetzelfde verhaal drie keer verteld, telkens vanuit het perspectief van één van de drie personages. De partituur is dan ook doordrongen van het getal drie, op micro- en macroniveau.

Kamermuziek blijft een belangrijke pijler in het recente oeuvre van Daan Janssens, meer en meer in combinatie met (live) electronics. Dat is zeker het geval in (Paysage en attente…) voor twee piano’s en elektronica, waarvoor hij samenwerkte met het Centre Henri Pousseur. De resonantie van de piano wordt hier als het ware het onderwerp van de compositie en wordt uitgebreid door middel van de elektronica. Deze tape speelt niet alleen met de herhaling of echo van live gespeelde klanken, maar bevat ook referenties aan andere muziek, zonder anekdotisch te willen zijn. Ook hier zien we de aandacht voor coherentie en transformatie die in de vroege werken al aanwezig was, maar nu op een heel andere manier uitgewerkt.

Muziektheater, live electronics en kamermuziek komen samen in A page of madness, waarbij Daan Janssens muziek componeerde bij de gelijknamige Japanse stomme film. Een ensemble van fluit, harp, altviool, sopraan en slagwerk wordt uitgebreid met een elektronische partij die naadloos integreert met de muzikanten. Hoewel deze film zonder dialogen ook geen eenduidig libretto heeft, werkt Janssens ook hier met muzikale verwantschappen en leidmotieven die als het ware zijn interpretatie van het verhaal ondersteunen. De muziek is geen soundtrack bij de film, maar geeft de manier weer waarop één iemand (in dit geval de componist) het verhaal beleeft.

 

Werklijst

Kamermuziek: Gegeven /…(Beweging)… (2004-’05), voor strijktrio; …Passages… (2005-rev. 2008), voor strijkkwartet; Tableau – Double – (Passages II) (2005-’06), voor cello solo; …Hommage… – (en sourdine) (2006), voor strijktrio; Recitativo Interrotto (2007), voor cello solo; D’un automne étendu (Passages III) (2007-’08), voor strijkkwartet; (es) (2009), voor vier stemmen en percussie; (…sans titre.) (face à moi) II (2010), voor viool solo; (Paysages – études) I (2010), voor cello en piano; (face à moi) I (2010-’11), voor piccolo solo; (Douze écrits) (2010-’11), voor strijkkwartet; (Paysages – études) V (2011), voor fluit, cello en piano; fernquintett (2011), voor gedempte viool en 4 elektrische gitaren; (face à moi) III (2012-’13), voor piano solo; (…presque pas.) (2015), voor klavecimbel; (…nada.) (2015), voor cello, piano en elektronica; (face à moi) (2019), voor fluit solo; (Paysage en attente…) (2019), voor twee piano’s en elektronica; Titan (2019) voor cello en elektronica; Etudes/Miniatures (2019), voor piano; Incipits (2013-’20) voor zeven instrumenten.

Ensemble: (…nuit cassée.) (2006-’07), voor altviool en 4 instrumenten; (étude scénographique) (2008), voor mezzosopraan en 6 instrumenten; (…réduit au silence.) (2. étude scénographique) (2009), voor 8 instrumenten; (…) (3. étude scénographique) (2009-’10), voor mezzosopraan en 8 instrumenten; (…en paysage de nuit…) (2010), voor versterkte viola d’amore en ensemble; (Paysages – études) IV (2011), voor 7 instrumenten; En dérive – (…paysage d’oubli…) (2013) voor mezzosopraan en 9 instrumenten; (l’espace d’une page) (2014), voor cimbalom en 8 instrumenten; (furioso) (2015), voor strijkkwartet en saxofoonkwartet; (…à suivre…) (2017), voor piano en 15 instrumenten; Eine schöne Müllerin (2018) voor bariton en 9 instrumenten; (…sans rien dire…) (2018-’19), voor cello, 5 instrumenten en elektronica; A page of madness (2019-’20), voor mezzosopraan, vijf instrumenten en elektronica

Vocaal: Di me… (2005), voor gemengd koor; (es) (2009), voor 4 stemmen en percussie

Muziektheater: Les Aveugles/De Blinden (2010-’11), naar Maurice Maeterlinck; Menuet (2016-’17), naar Louis Paul Boon

Orkestmuziek: (…de l’Immense Infini.) (2012), voor bariton en orkest; (…revenir dans l’oubli…) (2013), voor orkest; (…dans son presque silence…) (2014), voor orkest; (…en attendant personne…) (2019-’20), voor orkest

 

Bibliografie

– BEIRENS, Maarten, art. ‘Maeterlinck op muziek’, in Staalkaart, no. 14, maart-april 2012, pp. 12-16.

– JOCQUE, Alexander, Daans Janssens, een muzikaal portret, in Exit Magazine (https://exit.be/2017/07/14/daan-janssens-een-muzikaal-portret/)

– CHRISTENHUSZ, Joep, Componisten van babel. Veelstemmigheid in de gecomponeerde muziek van nu in Nederland en Vlaanderen, Arnhem, 2016.

Links

Daan Janssens op SoundCloud
Nadar ensemble

 

 

©MATRIX
Teksten van Gilles Helsen & Klaas Coulembier
Laatste aanpassingen: 2020