VALCKE Martin (1963)

Martin Valcke is geboren in 1963 te Poperinge. Zijn allereerste muzieklessen kreeg hij van zijn vader. Daarna volgde hij notenleer, cello en kamermuziek aan de Stedelijke Muziekacademie van Ieper en aan het Stedelijk Conservatorium van Brugge. Voor zijn hogere muziekstudies trok hij naar het Lemmensinstituut te Leuven waar hij het diploma Laureaat cello en Eerste Prijzen voor notenleer, harmonie, cello, praktische harmonie, contrapunt en fuga behaalde. Hij studeerde compositie bij Luc Van Hove en ontving in 1996 het diploma “Meester in de Muziek” met specialisatie in compositie met grote onderscheiding. Momenteel doceert hij aan het Lemmensinstituut klavierimprovisatie op de afdeling muziektherapie en zorgt hij voor de muzikale begeleiding en ondersteuning van de studenten in de woordafdeling.

Als cellist en pianist trok hij enkele jaren rond met het theatergezelschap De Frivole Framboos. Nu maakt hij als pianist deel uit van het salonensemble Elixir d’Anvers en als cellist van het barokensemble Aramos. Verder is hij actief als arrangeur en als componist. Als arrangeur is hij zowel werkzaam op het gebied van de klassieke muziek als in jazz en popmuziek. Hij schreef onder meer arrangementen voor Il Novecento, Prima La Musica en het Walter Boeykens Ensemble. Als componist schreef hij onder andere in opdracht van Radio Klara, Drielink, het Rubio Strijkkwartet, Vier op ’n Rij en de Beethovenacademie. Enkele van zijn composities werden ook bekroond. Met zijn compositie Opus 1 voor 12 solostrijkers (1990) won hij de eerste en de tweede prijs van de compositiewedstrijd Wendungen 1990 en met zijn Strijkkwartet (1995) werd hij verkozen tot laureaat van de Prijs voor Hedendaagse Muziek 1999 uitgereikt door de Conseil des Arts et des Lettres du Québec in Canada.

 

Werkbespreking

Voor Martin Valcke betekent ‘muziek componeren’ op zoek gaan naar mogelijkheden om in de muziek uitdrukking te geven aan een soort levenskracht of oerwil. Zijn grote voorbeeld daarbij is Beethoven en de manier waarop hij onder meer in zijn Vijfde Symfonie de muziek een energetisch karakter weet te geven. Met het nemen van de abstracte idee ‘levenskracht’ als uitgangspunt voor zijn werken zet hij zich af tegen muziek waarin hevige emoties centraal staan, met name in de hoogromantiek. Tegelijkertijd keert hij ook een overmatig rationele benadering van muziek de rug toe, zoals kenmerkend is voor onder andere het serialisme. Dit blijft echter niet zo. Een lichte evolutie is op te merken in zijn creaties rond het jaar 2000. In plaats van het emotionele te onderdrukken probeert hij in deze stukken steeds meer de emotie toe te laten, en combineert deze met het energetische aspect dat overigens nog steeds centraal staat in zijn muziek. Een voorbeeld hiervan is Kol Dodi (2000), een compositie voor soloviool en 15 solostrijkers gebaseerd op een Israëlisch volkslied.

Voor de muzikale weergave van die ‘levenskracht’ vertrekt Valcke van één muzikale cel. Daarvan onderzoekt hij de intrinsieke mogelijkheden van dat basismotief door het te onderwerpen aan diverse melodische, ritmische en harmonische processen. Dit leidt uiteindelijk tot een veelheid aan muzikaal materiaal waarmee hij daarna echt gaat componeren. De inspiratie voor zijn muzikaal basisgegeven haalt hij uit uiteenlopende muziekstijlen. Voor werken zoals Roodkapje, De Wolf en De Zeven Geitjes (1994) en Kelderbeestig (1999) doet hij bijvoorbeeld beroep op Latijns-Amerikaanse dansritmes. Voor zijn Promenades (2001) voor vierhandig klavier en percussie laat hij zich dan weer inspireren door 16 tekeningen van Roeland Kotsch die zich op zijn beurt liet inspireren door Moessorgski’s Beeldententoonstelling. Via deze omweg destilleert Valcke het basismateriaal voor zijn muziek in feite uit de eerste twee maten van Moessorgski’s compositie. Naast klassieke muziek staan ook lichtere muziekgenres zoals popmuziek, jazz en zelfs hardrock courant model voor zijn stukken. Zo verwerkt hij bijvoorbeeld in zijn Strijkkwartet (1995) op unieke wijze ritmische cellen afkomstig uit een rap. Een voorbeeld van een jazz-ontlening is de superpositie van ternaire en binaire ritmes in zijn Celloconcert (1993).

In de meeste werken, zo ook in zijn werken voor kinderen, is het doorwerkingsproces van dat basismotief zo ingrijpend dat het vertrekpunt vaak nauwelijks nog hoorbaar is in de uiteindelijke compositie. Enkele werken vormen hierop een uitzondering. Deze kunnen binnen zijn oeuvre beschouwd worden als een aparte categorie die hij zelf omschrijft als “humoristisch muziektheater”, en dat zich laat kenmerken door expliciete melodische citaten en ontleningen. Zoals ontleningspraktijken in de twintigste eeuw courant een ironische bijklank hebben, is dat ook hier het geval.Zo benadert Valcke steeds de geciteerde melodie en geïmiteerde muzikale stijl vanuit een humoristisch oogpunt. In zijn Pianoconcerto in F (1999) maakt hij bijvoorbeeld op een overduidelijk hoorbare wijze gebruik van een groot aantal kerstliederen. Zijn Divertimento (1999) voor hobo en strijkers is opgevat als een variatiereeks op een Vlaams volkslied en doorkruist in de verschillende versies stijlen gaande van Haydn tot Bartók.

Valcke streeft in zijn muziek steeds naar een melodische opbouw. Hij varieert de melodie in zijn werken zodanig dat ze steeds verder verwijderd is van het uitgangspunt. Hoewel hij geen hoogromantische lyrische melodie hanteert, staat hij op die manier onbetwistbaar toch in de voetsporen van Beethoven. Op vlak van harmonie aast hij op een zeker evenwicht tussen consonantie en dissonantie, ook wanneer hij zijn compositie construeert aan de hand van een reeks van maar enkele tonen. Zo bekijkt hij eerst de harmonische mogelijkheden en implicaties van zijn reeks en verwerkt die daarna op niet-strikte wijze en in functie van een evenwichtige harmonie.

De laatste jaren werkt hij ook met kwarttonen. De eerste keer dat die te horen zijn in zijn oeuvre is op het einde van zijn Strijkkwartet (1995). Later gebruikt hij die techniek meer uitgebreid in onder andere zijn Symfonie (1997) en in Di Nakht (1998), een ouverture voor twee piano’s waarvan één kwarttoon lager gestemd wordt.

Wat de ritmiek betreft in de werken van Valcke is er een duidelijke invloed van Ligeti merkbaar daar microritmiek en repetitieve processen aan bod komen. Aan het begin van het Strijkkwartet (1995) schrijft hij bijvoorbeeld gedurende meer dan 40 maten een ononderbroken stroom van herhaalde kwintolen, en één van herhaalde sextolen die zich door de verschillende stemmen heen bewegen. Verder gaat zijn aandacht tijdens het compositieproces uit naar lichtere muziekgenres, wat dus niet enkel geldt voor de melodie maar dus ook voor het ritme.

Zijn oeuvre bestaat voornamelijk uit instrumentale composities en bevat slechts enkele vocale werken. De instrumentale werken zijn meestal voor een bezetting met klassieke instrumenten; een groot aandeel schrijft hij toe aan strijkers. Ook de schrijfwijze wijkt niet af van de traditionele vorm, met uitzondering van een schaars aantal keren waarbij hij experimentele speeltechnieken integreert die dusdanig een onconventionele schrijfwijze eisen. Duo (2000) en Promenades (2001) illustreren dit.

De weinige werken voor koor met begeleiding zijn onder andere Da der Herr geboren voor koor en symfonisch orkest (1991), Kelderbeestig voor kinderkoor en piano (1999), en de musical Rossekrulsnor (1996). Dat Valcke zich niet toespitst op vocale werken heeft een reden. Zo hoeft poëzie naar zijn mening niet gezongen te worden omdat die reeds zodanig waardevol op zich is. Verder nog: hij meent dat het toepassen van muziek zelfs destructief kan zijn. Wanneer hij dan toch een tekst op muziek zet, hecht hij een groot belang aan de duidelijkheid en verstaanbaarheid van de taal.

 

Werklijst

Kamermuziek: Kwartet 1 (1991); Kwartet 2 (1994); Pas de Deux (1994); Strijkkwartet (1995); Di Nakht (1998); Duo (2000); Promenades (2001)

Orkest: Celloconcert (1993); Symfonie (1997)

Vocaal: Da derr Herr geboren (1991); Das Reifen (1995)

Vocaal-instrumentaal: Requiem (2010)

Muziek voor kinderen: 4 Kinderliedjes (1994); Roodkapje, De Wolf en De 7 Geitjes (1994); Rossekrulsnor (1996); Kelderbeestig (1999)

Humoristisch muziektheater: Grosse Ouverture (1998); Pianoconcerto in F (1999); English Hornflakes (2000)

 

Bibliografie

– Componisten van nu. Componisten van bij ons: werkzaam in België, Vlaanderen, … Muzikamp, samengesteld door T. HENDRICKX, 1992, p. 40-46
– K. VAN DEN BUYS, De Levenskracht van Martin Valcke, in Muziek en Woord, 16, november 1990, p. 38
– L. VEREERTBRUGGHEN, Lik verf op meesterstuk, in Muziek en Woord, 27, november 2001, p. 18-19

 

Discografie

– Da der Herr geboren: Europese Kerstliederen uit Oost en West (Koor en Orkest van het Lemmensinstituut o.l.v. Kurt Bikkembergs)
– Rossekrulsnor, MUSIC FOR CHILDREN’S AND GIRL’S CHOIRS BY FLEMISH COMPOSERS (Cantitare, In Dulci Jubilo en Ensemble Oxalys o.l.v. Guido Beckers), In Flanders’ Fields vol. 22, Phaedra 92022
– Strijkkwartet: Strijkkwartet de Martin Valcke (Quatuor Arthur-LeBlanc)
– Duo: In Flanders’ Fields, I Cherubini (I Cherubini)
– Pianoconcerto in F (Martin Valcke en Juniorenorkest Jeugd en Muziek Antwerpen o.l.v. Alex Van Beveren)
– Paranoid Android: Psychoasis (Els van Laethem, Marleen Wampers en Martin Valcke)
– Promenades (Geert Callaert, Stefaan Poelmans en Guy Remmerie)

 

 

© MATRIX
Teksten van Eva Demeyer en Jenske Vanhaelemeersch
Laatste aanpassingen: 2019