VAN DER ROOST Jan (1956)

Jan Van der Roost werd geboren op 1 maart 1956 in Duffel. Thuis raakte hij via tientallen platen, banden en cassettes vertrouwd met een breed repertoire in diverse genres, waaronder ook zijn aandacht viel op blaasmuziek. Na humaniorastudies aan het Sint-Gummaruscollege te Lier werd hij drievoudig laureaat aan het Lemmensinstituut te Leuven. Hij volgde er de afdelingen “conservatorium” en “muziekopvoeding”. Naast het Pedagogisch Diploma behaalde hij Eerste Prijzen voor notenleer (klas Lode Dieltiens), harmonie (klas Frans Geysen), contrapunt (klas Jos Van Looy), trombone (klas François De Backer) en muziekgeschiedenis (klas Hugo Heughebaert). Hij voltooide zijn theoretische vorming aan het Koninklijk Conservatorium van Gent met een eerste prijs fuga (klas Julien Mestdagh). Aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen behaalde hij eerste prijzen koorleiding (klas Roger Leens) en compositie (klas Willem Kersters).

In 1983 werd Jan Van der Roost benoemd tot docent contrapunt en fuga aan het Leuvense Lemmensinstituut. Vanaf 1991 is hij tevens dirigent van het harmonieorkest van deze instelling. Als gastprofessor werkt hij aan het Shobi Institute of Music in Tokyo en aan de Nagoya University of Arts. Hij was reeds te gast bij hogere muziekinstituten in o.m. Italië, Finland, Nederland, Oostenrijk, Canada, VSA, Brazilië, Duitsland, Schotland, Luxemburg en Japan. Van der Roost is een veelgevraagd jurylid, gastlector en gastdirigent in binnen- en buitenland: zijn activiteit brachten hem in 35 landen in vier continenten.

Van der Roost heeft slecht enkele keren meegedaan aan compositiewedstrijden waarbij hij tweemaal bekroond werd, namelijk in 1985 met Van Maan en Aarde voor gemengd koor (organisatie Provinciebestuur Antwerpen) en in 1987 met Excalibur voor brass band (organisatie Vlaamse Brass Band federatie).

Jan Van der Roost stuurt tot op de dag van vandaag een talrijk repertoire de wereld in met meer dan honderd composities. Zijn muziek wordt in een vijftigtal landen uitgevoerd en van de meeste van zijn composities bestaan opnamen (radio, TV en/of CD).

 

Werkbespreking

Jan Van der Roost is voornamelijk gekend als componist van hafabra-muziek (harmonie, fanfare, brass band). Deze werken zijn doorgaans traditioneler en toegankelijker in vergelijking met zijn symfonische werken en zijn kamermuziek, wat verklaard kan worden door het feit dat de meeste hafabra-ensembles overwegend bevolkt worden door liefhebbers en bijgevolg een meer divers publiek aantrekken. Dit dreef Van der Roost om een eerder tonale schrijfwijze toe te passen en te ontwikkelen. De moeilijkere werken binnen dit genre gaan doorgaans een stap verder in de richting van “hedendaagse” muziekstijlen.

De muziek van Van der Roost wordt vaak omschreven als eclectisch en kent invloeden van diverse origine. Per Archi voor strijkorkest (1983) bijvoorbeeld brengt een hulde aan Britten en Bartok. De langzame eerste beweging is grotendeels gebaseerd op de pedaaltoon mi. Daartegenover klinkt een vioolsolo met een improvisatorische melodie die uitmondt in een lyrisch gedeelte dat gekenmerkt wordt door een vlotter tempo en modale thematiek. De tweede beweging wordt gedreven door een constante ritmische stuwing. Na een korte inleiding volgt een rondo waarin het hoofdthema een mutatie ondergaat. Op die manier vormt die het vertrekpunt van een daaropvolgende fuga waarin die aan contrapuntische technieken zoals omkering en stretto onderworpen wordt.

Van der Roost is ook een liefhebber van Edward Elgar (1857-1934). In Ceremonial March (1984) liet hij zich inspireren door de meest bekende werken uit het oeuvre van de Brit, namelijk de karakteristieke Pomp and Circumstances-marsen. Hij voegde als het ware een zesde mars toe aan deze verzameling. Verder is het niet evident om concrete namen te noemen die zijn werken rechtstreeks beïnvloed hebben gezien de grote verscheidenheid in zijn composities.

Algemeen kenmerkend voor het oeuvre van Van der Roost zijn de begrippen “contrast” en “variatie,” wat zich op verschillende manieren manifesteert. Het contrastprincipe situeert zich onder meer in de diverse invloeden en sferen die uit zijn composities spreken. Zo wordt met Concerto per Tromba (2001) een zeker aanknopingspunt gelegd met de periode waarin de trompet zich als solo-instrument ten volle begon te ontplooien, namelijk de barok. De bezetting (trompet, klavecimbel en strijkorkest) is hier een direct bewijs van, en ook het gebruik van de briljant klinkende piccolotrompet roept barokreminiscenties op. Van der Roost heeft tevens enkele korte citaatjes in dit driedelig concerto verwerkt: zo komen Vivaldi, Bach en uit een latere periode ook Hummel en Haydn aan bod.

In Mozaïeken voor symfonisch orkest (1986) wordt het energieke stadsleven van Manhattan op muzikale wijze weergegeven. Herhaaldelijk refereert Van der Roost naar hét muziekgenre van de States aan de hand van ritmische akkoordblokken die een lichte “jazzy” ondertoon krijgen.

Ook op stilistisch vlak wordt Van der Roosts oeuvre gekenmerkt door een grote verscheidenheid. Dit is aantoonbaar aan de hand van de verschillende muzikale parameters. Op vlak van bezetting maakt hafabra-muziek de helft uit van zijn oeuvre maar hiernaast heeft hij zich ook toegelegd op werken voor symfonisch orkest, kamermuziek, solowerken en vocale composities, variërend van een traditionele bezetting tot bijvoorbeeld harmonie-orkest met spreekstem tot een oratorium voor spreekstem, 2 solisten, koor, orgel en brass band.

De melodieën die Van der Roost componeert getuigen courant van een volstrekte eenvoud. Vaak hebben zij een volks aandoend karakter of zijn ze eerder koraalmatig geconcipieerd. In Sinfonia Hungarica (2000) ligt het thema van het desbetreffende nationale volkslied verscholen; de melodieën in Puszta (1987) daarentegen zijn nieuw gecomponeerd, dus geen bewerkingen van bestaande dansen, doch qua karakter zijn ze vergelijkbaar met de Hongaarse en de Slavische dansen van Brahms en Dvorak en ook met de Hongaarse rapsodieën van Liszt. Anderzijds worden thema’s soms onderworpen aan fugatische en canonische technieken of componeert hij bijvoorbeeld een pentatonisch thema.

Van der Roost gebruikt regelmatig thema’s die hij aanwendt met diverse karakters. Op die manier creëert hij cyclische verbanden tussen de verschillende delen van een werk. Zo vangt Et in Terra Pax(1997) aan met een pentatonisch thema, gebaseerd op de noten d-e-g-a-c. Een ietwat treurige melodie wordt ontwikkeld tijdens een orkestrale climax, die leidt tot een eerste klankontvouwing. De woorden “Et in Terra Pax” ronden de eerste geleding af. Een onrustig Allegro volgt en wordt vervolgens verrassend afgebroken door een koraalachtige passage. Aan het einde van de compositie brengen klarinetten en een Engelse hoorn een laatste maal het pentatonische beginthema tot klinken in verbreding. Ook ritmisch zijn de werken zeer uiteenlopend, gaande van zeer eenvoudige ritmes tot polyritmische figuren, frequente maatwisselingen en verlegging van metrische accenten.

Ook op harmonisch vlak treffen we een grote verscheidenheid aan. Het merendeel van de composities van Van der Roost is geconcipieerd in een vrij tonale harmonie hoewel in een aantal werken de modaliteit onderhuids aanwezig is, zoals in Concierto de Homenaje (1994). Excalibur (1987) staat geschreven in een vrije tonaliteit met enerzijds consonante passages en anderzijds bitonale en dissonante gedeelten. Canti d’Amore, vier liederen voor bariton en kamerorkest (2000) is getoonzet in een deels hedendaags, deels archaïsch klankidioom. In Contrasto Grosso voor blokfluitkwartet en strijkkwartet (1997) staat het contrastprincipe expliciet aan de basis van de compositie. De titel verwijst naar de contrasterende dialoog tussen beide kwartetten zoals in het barokke concerto grosso, alsook naar het inhoudelijke contrast tussen de drie delen onderling. Het eerste deel is een “perpetuum mobile” van gebroken akkoorden die ritmisch op fantasierijke wijze worden verwerkt. Door het gebruik van speciale technieken door de blokfluiten (ruisklanken, Flatterzunge) en de strijkers (con sordino, sul tasto, sul ponticello) komt het tweede deel eerder improvisatorisch en wazig over. Slechts vier noten (mi-fa-sol-la of la-sol-fa-mi) vormen de beperkte melodische basis. De finale is energiek en bruisend: snelle herhaalde noten in de strijkers stuwen een eenvoudig thema voorwaarts. Na een kort koraalmatig middendeeltje met een aleatorisch “staartje” raast het stuk met dezelfde energie als bij het begin verder tot het einde.

Aan vele werken van Jan Van der Roost ligt een min of meer programmatische inhoud aan de grondslag. Vaak kan dit in verband gebracht worden met het feit dat hij nog uitsluitend in opdracht componeert. Zo werd Metalla (1999) geschreven in opdracht van het Kreisverband Altenkirchen te Duitsland. De regio rond Altenkirchen staat bekend om zijn ijzerertsmijnen, wat Van der Roost muzikaal verklankt heeft in de donkere sfeer van de inleiding samen met opeengestapelde septiemintervallen, orkestrale crescendo’s, enz. Hierna volgt een dynamisch deel met kernachtige figuren in het koper en een voortkabbelend secundemotief wat de rivier de “Sieg”, een belangrijk element in het landschap rond Altenkirchen, uitbeeldt. Voor zijn drie grootste brass band-composities, Excalibur (1987), Stonehenge (1992) en Albion (2000-2001), heeft Van der Roost zich laten inspireren door de Britse middeleeuwen. Deze inspiratiebron vindt zijn vertolking in enkele sfeer- en stemmingsbeelden tot een verhaal rond Koning Arthur en zijn legendarische Ridders van de Ronde Tafel.

Jan Van der Roost heeft in bepaalde werken zijn eigen grenzen verlegd, zonder daarom als “vernieuwer” te worden bestempeld. Zijn doel is niet per se “nieuw” of “vernieuwend” te willen zijn: hij beschouwt zichzelf als een traditioneel schrijvend componist, die echter wel in contact blijft met wat zich allemaal afspeelt in het actuele muziekgebeuren, maar er slechts een deel van integreert in zijn oeuvre.

 

Werklijst

HaFaBra: Rapsodie (1982); Ceremonial March (1986); Four Old Dances (1986); Rikudim (1986); Brasiliana (1987); Music by Candlelight (1988); Signature (1988); Puszta (1988); Suite Provençale (1989); Flashing Winds (1989); Spartacus (1989); Amazonia (1990); Canterbury Chorale (1991); Centennial Prelude (1991); Flashlight (1991); A Highland Rhapsody (1991); Mercury (1991); Firework (1992); St. Martin’s Suite (1992); Toccata Festiva (1993); Hymnus Antverpiae (1993); Revisions (1993); Christmas Time (1993); Olympica (1993); Manhattan Pictures (1994); Homage (1994); Slavia (1994); Arsenal (1995); Poème Montagnard (1996); Condacum (1996); Humanos (1996); Conzensus (1996); Spirit of Independence (1996); Dynamica (1997); Limelight Fanfare (1997); Nemu-Susato (1997); Sayonara (1997); Et in terra Pax (1998); Singapure Suite (1998); Balkanya (1998); Credentium (1998); Metalla (1999); Minerva (1999);  Prima Luce (1999); Sinfonia Hungarica (2000); Ponte Romano (2000); Orion (2000); Avalon (2000); Excalibur (2001); Albion (2001); Finnish Folk Song Suite (2001); Jubilus! (2002); Volcano (2003); Helios (2003); Castellum (2004); The Swan on the Hill (2004); Algona Overture (2005); Stonehenge (2005); Tre Sentimenti (2005); Adagio for Winds (2006); Concordia (2006); Adagio for Brass (2006); Tanczi (2006); Kebek (2006); Domus (2007); Jupiter (2007); Dublin Dances (2007); Montana (2008); Trittico Festoso (2008); Wedding March (2008); Dances of Innocence (2009); Tirol Terra Fortis (2009); Machera Impressions (2010); Apollo (2010); From Ancient Times (2010); By the River (2011); Diptyque (2011); Crescent Moon (2012); Song of Hope (2012); Parnassus (2012); Ostinati (2012); The Soldier’s Wife (2012); The Wooden Soldier (2012); Flame and Glory (2013); Terpsichore (2013); Namasé Rhapsody (2013); Yokohama Festival Overture (2013); Grimm’s Fairytale Forest (2014); Hommage à Adlophe Sax (2014); Nobilitas (2015); Grand Overture (2015)

Symfonische muziek: Per Archi voor strijkorkest (1983); Sinfonia per orchestra voor symfonisch orkest (1989); Concierto de Homenaje voor gitaar en kamerorkest (1994); Concerto Doppio voor twee klarinetten en strijkorkest (1999); Concerto per Tromba, trompet, klavecimbel en strijkorkest (2001); Sirius (2002)

Kamermuziek: Provencaalse Volksliederen (1979); Obsessions voor koperinstrument en piano (1988); Chemical Suite voor trombonekwartet (1990); Cupricoles (1990); Chemical Suite (1991); Arghulesques (1992); Rikudim (1992);  Intrada (1994); Renaissance Suite (1994); Rhapsody for Horn, Winds and Percussion (1995); Contrasto Grosso voor blokfluitkwartet en strijkkwartet (1997), Four Old Dances (1997); Concerto Grosso (2000); Partita (2002); Four Old Dances (2003); Hungarian Impressions (2006); Concerto Doppio (2006); Coventry Carol (2008);  Céad Míle Fáilte (2008); Ballad for Bass Trombone (2009); Tre Skizze (2008); Tre Volti (2012); Images (2014)

Vocaal: Drie studentenliederen voor koor (1984); Drie koningen rijk en groot van macht voor gemengd koor (1985); Wij komen alle drie (1985); Jaargang voor koor en piano (1986); Elckerlyk voor verteller, vier solisten, gemengd koor en orkest (1987); Maannacht voor sopraan en gemengd koor (1987); Met Annie in Toverland voor kinderkoor en ensemble (1990); Exodus voor verteller, twee solisten, gemengd koor en brassband (1994); Ik wist meteen… voor koor (1995); Loghariassate lathos voor bariton, gemengd koor en piano (1999); Canti d’Amore voor bariton en kamerorkest (2000); Beata Viscera voor koor (2005); Rorate coeli (2009); Contemplations voor gemengd koor (2011); Of Moon and Sun voor klein koor en piano (2011); Autumn voor koor en gitaar (2012); Ballad for Brass Trombone (2012)

Kinderkoor: Jurkjesdroom (1990); Met Annie in Toverland (1991); Ecce mundi gaudi (1994); Zappen (1994); A Year Has Four Lives (2006); De beste (2006); De Familie Kizzebis (2008); Magie en sterren (2010); Waar woont de wind als hij niet waait? (2012); Es war einmal… (2014); Ik ben blij met jou (2015);

Solo: Canzona gothica voor trombone en piano (1983); Memories voor trompet en piano (1992); Rhapsody for Horn and Piano (1996); Cantuballada voor tuba (1998); Concerto per Tromba voor trompet en piano (2005); Concierto de Homenaje voor gitaar en piano (2006); Tre Sentimenti voor basklarinet en piano (2008); Salti (non) Mortali voor viool en piano (2010); Cantabile e Ritmico voor fluit (2010); Ballad for Brass Trombone (2012)

 

Discografie

– THE WIND MUSIC OF JAN VAN DER ROOST, vol.1-9, DHR 10.001-3, DHR 10.005-3, DHR 10.006-3, DHR 10.011-3, DHR 10.014-3
– THE BRASS MUSIC OF JAN VAN DER ROOST, DHR 3.037-3
– MUSIC FOR BRASS: JAN VAN DER ROOST, DHR 10.003-3
– EXODUS, DHR 3.022-
– COLORI, EMI Classics 7243 8265942 6
– CANTUBALLADA, Valve-Hearts 3102
– SPARTACUS, Fontec FOCD 9181
– MUSIC FOR CHILDREN’S CHOIR, Phaedra 92022
–  ES WAR EINMAL…, De Haske DHR 04.043-3
–  FROM BELGIUM WITH LOVE, Aliud 8717775550600
–  IN FLANDERS’ FIELDS VOL. 39, Phaedra 92039
–  IN FLANDERS’ FIELDS VOL. 72, Phaedra 92072
– JAN VAN DER ROOST PRESENTS: ….. (JAPANESE), De Haska DHR 24.001-3
– JAN VAN DER ROOST: THE ESSENTIAL COLLECTION, De Haska DHR 10.020-3
– SINFONIA HUNGARICA / FROM ANCIENT TIMES, Naxos 8.573206
– SIRIUS AND OTHER WORKS FOR ORCHESTRA, Navona NV5919
– TO THE FALLEN, Naxos 75442261682
– SPIRALE PIANO TRIO, Aliud Boo8LM7LVo

 

 

© MATRIX
Teksten van Leen Fracken en Jenske Vanhaelemeersch
Laatste aanpassingen: 2019